REKENEN - Startrekenen Vooraf deel A (oranje) - H1 - LES 4

Startrekenen Vooraf deel A
STARTREKENEN VOORAF deel A
les 4
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Startrekenen Vooraf deel A
STARTREKENEN VOORAF deel A
les 4

Slide 1 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
DOEL VAN DE LES
les 4
1.3  Je kunt getallen tot 1000 op een getallenlijn plaatsen en 
       je weet de waarde van de cijfers en 
       je kunt de getallen vergelijken.

1.4  Je kunt getallen intoetsen op de rekenmachine.
WAT HEB JE NODIG?
boek
pen of potlood

Slide 2 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.3 GETALLEN TOT 1.000
les 4
UITLEG 14
blz. 30 
Een getal bestaat uit één cijfer of meer cijfers.
De plaats van een cijfer in een getal bepaalt welke waarde het cijfer heeft.

Jelle heeft 432 foto's op zijn telefoon staan.





432 bestaat uit 400, 30 en 2.

Slide 3 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.3 GETALLEN TOT 1.000
les 4
OPDRACHT 33
blz. 32 
Bekijk de prijs van de laptop.
Hoeveel is de 5 waard in de prijs van de laptop?
Hoeveel is de 1 waard in de prijs van de laptop?
Hoeveel is de 2 waard in de prijs van de laptop?

Slide 4 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.3 GETALLEN TOT 1.000
les 4
UITLEG 15
blz. 33 
Je kunt een getal in een raster schrijven.






De 1 is een honderdtal       Je zet 1 onder de H.
De 6 is een tiental.              Je zet de 6 onder de T.
De 9 is een eenheid.           Je zet de 9 onder de E

Slide 5 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.3 GETALLEN TOT 1.000
les 4
OPDRACHT 34
blz. 33
Schrijf het getal in het raster.

Slide 6 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.3 GETALLEN TOT 1.000
les 4
UITLEG 16
blz. 34 
Je kunt getallen vergelijken.
Als je getallen vergelijkt, gebruik je de woorden meer en minder.z







75 ballonnen zijn meer dan 50 ballonnen.

Slide 7 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.3 GETALLEN TOT 1.000
les 4
OPDRACHT 35
blz. 34 
Vul meer of minder in.
a.







40 pleisters zijn ............................ dan 24 pleisters.

Slide 8 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.3 GETALLEN TOT 1.000
les 4
OPDRACHT 35
blz. 34 
Vul meer of minder in.
b.







250 spijkers zijn ............................ dan 500 spijkers.

Slide 9 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.3 GETALLEN TOT 1.000
les 4
OPDRACHT 35
blz. 35 
Vul meer of minder in.
c.







540 gram rijst is ............................ dan 580 gram rijst.

Slide 10 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.3 GETALLEN TOT 1.000
les 4
OPDRACHT 36
blz. 35 
a.  Zet de getallen op volgorde van klein naar groot onder de pakken koekjes.
     48 - 24 - 32 - 18

Slide 11 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.3 GETALLEN TOT 1.000
les 4
OPDRACHT 36
blz. 35 
b.  Zet de getallen op volgorde van klein naar groot onder de puzzeldozen.
     300 - 180 - 1.000 - 450

Slide 12 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.4 GETALLEN OP DE REKENMACHINE
les 4
UITLEG 17
blz. 36 
Er zijn verschillende soorten rekenmachines.

Slide 13 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.4 GETALLEN OP DE REKENMACHINE
les 4
OPDRACHT 37
blz. 36 
Bekijk de toetsen op je rekenmachine.







Schroijf de cijfers 0 tot 9 op de rekenmachine hierboven.
Zet de cijfers op dezelfde plek als op je eigen rekenmachine.
Je houdt 2 toetsen over.

Slide 14 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.4 GETALLEN OP DE REKENMACHINE
les 4
UITLEG 18
blz. 37 
Je kunt een getal intoetsen op de rekenmachine.

Toets 350 in op de rekenmachine.

STAP 1: Toets in op de rekenmachine.


STAP 2:  Controleer op het scherm of het getal klopt.

Slide 15 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.4 GETALLEN OP DE REKENMACHINE
les 4
OPDRACHT 38
blz. 37

Slide 16 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
1.4 GETALLEN OP DE REKENMACHINE
les 4
OPDRACHT 39
blz. 37 
Toets in op je rekenmachine en draai de rekenmachine om.
Welk woord zie je?

Slide 17 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
TEST JEZELF
les 4
OPDRACHT 1
blz. 38 
Vul de ontbrekende huisnummers in.

Slide 18 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
TEST JEZELF
les 4
OPDRACHT 2
blz. 38 
Zet de getallen 59, 26 en 82 op de juiste plaats op de getallenlijn.

Slide 19 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
TEST JEZELF
les 4
OPDRACHT 3
blz. 38 
Schrijf in elk hokje het juiste getal.

Slide 20 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
TEST JEZELF
les 4
OPDRACHT 4
blz. 39 
Bekijk de afbeelding.

Schrijf op hoeveel elk cijfer in het getal waard is.

De 2 staat voor ........................ vrienden.

De 9 staat voor ........................ vrienden.

De 3 staat voor ........................ vrienden.

Slide 21 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
TEST JEZELF
les 4
OPDRACHT 5
blz. 39 
Vul meer of minder in.








91 pannenkoeken zijn ............................. dan 87 pannenkoeken.

Slide 22 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
TEST JEZELF
les 4
OPDRACHT 6
blz. 39 
Zet de getallen op volgorde van klein naar groot bij de colaverpakkingen.

500- 150 - 1.000 - 330

Slide 23 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
TEST JEZELF
les 4
PUZZEL
blz. 39 
Verbind de getallen van groot naar klein met elkaar.

Slide 24 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
STUDIEMETER
les 4

Slide 25 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
STUDIEMETER
les 4

Slide 26 - Tekstslide

Startrekenen Vooraf deel A
STUDIEMETER
les 4
Volgende week toets hoofdstuk 1 Getallen.

Slide 27 - Tekstslide