Fictie Blok 3 (2/2)

Lesdoelen

Aan het eind van deze les kun je belangrijke literaire begrippen uitleggen.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen

Aan het eind van deze les kun je belangrijke literaire begrippen uitleggen.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

CHRONOLOGIE


Wordt het verhaal chronologisch verteld of zijn er flashbacks?

Slide 9 - Tekstslide

Een schrijver speelt met de tijd om het verhaal spannend te maken.

Worden de gebeurtenissen in de volgorde verteld waarin ze zich hebben afgespeeld dan noem je het een chronologisch verhaal. 

Maar als de tijd niet volgens de klok verloopt, is het verhaal niet-chronologisch.

Slide 10 - Tekstslide

Flashback
Terugblik

De lezer krijgt een terugblik naar het verleden.

Effect: spannender
Flash forward
Vooruitblik

Blik in de toekomst, meestal een waarschuwing of belofte.

Effect: Lezer wordt nieuwsgierig.

Slide 11 - Tekstslide

Vertelde tijd of vertel tijd
Vertelde tijd = tijd die in het verhaal verstrijkt (bijvoorbeeld 10 jaar, 1 dag, 1 schooljaar, 24 uur).

Vertel tijd = tijd die het verhaal praktisch gezien in beslag neemt (bijvoorbeeld 232 bladzijden, 6 uur en 10 minuten om het verhaal te lezen, 123 minuten bij een speelfilm).

Slide 12 - Tekstslide

Spanning
  • Geen enkel verhaal kan zonder spanning.
  • Spanning roept vragen op en maakt de lezer nieuwsgierig naar de antwoorden op die vragen.
  • Als schrijver kan je op verschillende manieren 'spelen' met spanning.

Slide 13 - Tekstslide

Spanning 
Spanning  kan op verschillende manieren opgewekt worden:
  • Bedreigende situatie of gevaarlijke omgeving
  • Onverwachte wending
  • Cliffhanger
  • Open plekken
  • Vermoedens
  • Informatievoorsprong


Slide 14 - Tekstslide

Ruimte

Slide 15 - Tekstslide

Ruimte
  • Plaats waar de gebeurtenis zich afspeelt.

  • Veel aandacht voor het beschrijven van de ruimte? Dan vaak belangrijk voor het verhaal

Slide 16 - Tekstslide

Ruimte
Niet alleen de ruimte zelf, maar ook omschrijvingen van de omgeving in die ruimte.

  • Voorwerpen (de overkokende pan)
  • Geluiden (het geblaf van een hond)
  • Weer en seizoenen (grijze luchten)
  • Culturen (dampende Surinaamse roti)

Slide 17 - Tekstslide