2.1 Organen van dieren

Thema 2: Organen en cellen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 2: Organen en cellen

Slide 1 - Tekstslide

Welke uitspraak omschrijft het best een levend wezen? Denk aan de zeven levenskenmerken uit Thema 1!
1
A
Als het kan bewegen, groeien en zuurstof nodig heeft om te overleven.
B
Het moet kunnen groeien, reageren op de omgeving, en zichzelf kunnen voortbewegen.
C
Het moet energierijke stoffen kunnen opnemen, reageren op prikkels en zich kunnen voortplanten.
D
Als het voedsel kan opnemen, ademt, en kan zien of horen.

Slide 2 - Quizvraag

Had je deze vraag goed?

- Lees het artikel van kidsweek over Varkenshart in mens geplaatst (5 minuten)

Had je deze vraag nog 
niet goed?

- Maak de herhalingsopdracht over de zeven levenskenmerken (5 minuten)

Slide 3 - Tekstslide

BST 2.1: Organen van dieren
Leerdoelen voor deze les:
  • Ik kan de verschillende organisatieniveaus in de biologie benoemen van klein naar groot.
  • Ik kan benoemen welke organen van dieren bij welk orgaanstelsel horen.
  • Ik kan de organen in de torso van een mens benoemen.
2

Slide 4 - Tekstslide

Organisatieniveaus
2

Slide 5 - Tekstslide

Organen
Orgaan: deel van een organisme dat een bepaalde taak uitvoert.
2

Slide 6 - Tekstslide

Noem minstens één orgaan:
2

Slide 7 - Open vraag

Orgaanstelsels
Orgaanstelsels: Een groep samenwerkende organen noem je een orgaanstelsel.
2

Slide 8 - Tekstslide

Noem een orgaanstelsel, inclusief de functie:
2

Slide 9 - Open vraag

Verschillende orgaanstelsels
Orgaanstelsels
Een groep samenwerkende organen noem je een orgaanstelsel
2

Slide 10 - Tekstslide

Organen van dieren
De meeste zoogdieren hebben dezelfde organen als de mens.

Ook insecten hebben organen en orgaanstelsels!

2

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een torso?

Torso:
Je romp zonder armen 
en benen.
In je torso zitten 
bijna alle organen.
2

Slide 12 - Tekstslide

Torso
2

Slide 13 - Tekstslide

Nu: Oefening torso
We maken zeven groepen.
Iedere groep krijgt één orgaan met een nummer.
Schrijf van dit orgaan op (werkblad):
     1. Hoe het heet
     2. Wat het doet (functie)
     3. Bij welk orgaanstelsel dit orgaan hoort
Na 30 seconden wisselen we door!
2

Slide 14 - Tekstslide

Nu: Oefening torso
1. Vul je werkblad aan met wat je nog niet hebt (1 minuut)
2. Geef je werkblad door aan de groep rechts van je
3. Kijk het werkblad wat jullie hebben gekregen na (hier mag je je boek bij gebruiken)
4. Wissel na 3 minuten weer terug
2

Slide 15 - Tekstslide

Welk orgaan hoort bij het bloedvatenstelsel?
3
A
De longen
B
De lever
C
Het hart
D
De hersenen

Slide 16 - Quizvraag

Had je antwoord C? 

- Ga aan de slag met de Body Browser 
Had je antwoord 
A, B of D?

- Oefen met de orgaanstelsels en organen op biologiepagina.nl.
4

Slide 17 - Tekstslide

Welk orgaan hoort bij het verteringsstelsel?
5
A
De longen
B
De dikke darm
C
De blaas
D
De neus

Slide 18 - Quizvraag

Opdrachten BST 2.1 
Basisstof 1:





Wat niet af is -> is huiswerk!




timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

timer
2:00
Leerdoelen: 
- Ik kan de verschillende organisatieniveaus in de biologie benoemen van klein naar groot.
- Ik kan benoemen welke organen van dieren bij welk orgaanstelsel horen.
- Ik kan de organen in de torso van een mens benoemen.


Volgende les: 
Organen van planten 
Afsluiting 
5

Slide 20 - Tekstslide

Noem drie dingen die je deze les
hebt geleerd:
5

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld bovenbouw H5
Werken met kwaliteitsvoorbeelden

Bekijk deze examenvraag van het havo biologie examen 2024-I:

Slide 23 - Tekstslide

Drie antwoordvoorbeelden:

Slide 24 - Tekstslide

Drie antwoordvoorbeelden
1. Hoeveel punten verdienen de antwoorden wat jou betreft?
2. Wat maakt het sterke antwoord vollediger dan het matige voorbeeld?

Slide 25 - Tekstslide

Drie antwoordvoorbeelden:

Slide 26 - Tekstslide

Examenvragen beantwoorden
Belangrijke aandachtspunten bij open examenvragen:
1. Zorg dat je antwoord relevant en specifiek is
2. Gebruik vaktaal
3. Omschrijf het gehele proces, inclusief oorzaak en gevolg
4. Behandel alle delen van de vraag in je antwoord

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld wiskunde door Paul

Slide 28 - Tekstslide

Nu: aan de slag!
Zoek je (vak) collega's op en ga aan de slag met één van de 6 opdrachten:
1. Diagnostische vragen maken
2. Formatief aan de slag met vaktaal en woordenschat
3. Leerdoelen en succescriteria opstellen
4. Formatief handelen bij MiSk
5. Werkvormen ontwerpen voor feedback
6. Kwaliteitsvoorbeelden verzamelen en gebruiken

Uitwisseling en afsluiting om 15:45

Slide 29 - Tekstslide