Rekenen NU PW/OA 4.1 en 4.2

Rekenen Hoofdstuk 4.1 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Rekenen Hoofdstuk 4.1 

Slide 1 - Tekstslide

Mededelingen
Iedereen volgt de instructie.
Rekenen – niveau is tijdens dit hoofdstuk op advies van docent (er wordt via TEAMS contact met je opgenomen)
  • Bij achterstanden
  • Bij lage cijfers
  • Studenten die H2 niet afgerond hebben.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 Meetkundige figuren
4.1 Vlakke figuren
4.2 Lengte en omtrek
4.3 Oppervlakte
4.4 Ruimtelijke figuren
4.5 Inhoud
4.6 Gemengde opdrachten
Oefentoets Hoofdstuk 4

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen 4.1 
Aan het eind van de les:
  • kun je vlakke figuren herkennen en benoemen. 
  • ken je meetkundige begrippen en eigenschappen van vlakke figuren.
  • weet je wat lijnsymmetrie en spiegelsymmetrie is en kun je daarmee werken.

Slide 4 - Tekstslide

Vlakke figuren
Opwarmertje... ken je alle namen nog van deze figuren?

Vlakke figuren zijn
tweedimensionaal
en deze figuren zijn
voorbeelden daarvan.

Slide 5 - Tekstslide

Vlakke figuren
Opwarmertje... ken je alle namen nog van deze figuren?

Vlakke figuren zijn
tweedimensionaal
en deze figuren zijn
voorbeelden daarvan.

Slide 6 - Tekstslide

Je ziet hier een hoek van 90 graden.
De lijnen staan ............ op elkaar.

Slide 7 - Open vraag

Lijnen die dezelfde richting hebben en elkaar niet snijden, zijn ................ of ................

Slide 8 - Open vraag

Loodrecht en evenwijdig
Lijnen die elkaar onder een rechte 
hoek (90°) snijden, noemen we  
loodrecht of haaks. ∟


Lijnen die dezelfde richting 
hebben en elkaar niet snijden, 
zijn evenwijdig of parallel //.

Slide 9 - Tekstslide

Oefening
Opdracht
Welke straten lopen
evenwijdig en welke
staan loodrecht op elkaar?

Slide 10 - Tekstslide

Lijnsymmetrie
Een figuur die je kunt dubbelvouwen, zodat de beide helften netjes op elkaar passen, heet ...............


Slide 11 - Tekstslide

Lijnsymmetrie
Een figuur die je kunt dubbelvouwen, zodat de beide helften netjes op elkaar passen, heet spiegelsymmetrisch of lijnsymmetrisch

Deze tuin heeft twee
spiegellijnen of 
spiegelassen.

Slide 12 - Tekstslide

Lijnsymmetrie                
De stem op de video is wat kinderachtig... maar de beelden zijn duidelijk ;-)  

Slide 13 - Tekstslide

Draaisymmetrie
Een figuur die na draaien met zichzelf samenvalt, heet draaisymmetrisch.

Als deze velg één keer ronddraait, 
komt deze vijf keer op zichzelf terecht. 
De velg is draaisymmetrisch.

Een figuur is niet draaisymmetrisch als
het pas bij helemaal ronddraaien op 
zichzelf terecht komt.

Slide 14 - Tekstslide

4.1 Draaisymmetrie                
De stem op de video is wat kinderachtig... maar de beelden zijn duidelijk ;-)  

Slide 15 - Tekstslide

Draaisymmetrie
Opdracht: bekijk de logo's van Mitsubishi en Chrysler.

Je kunt het logo van Mitsubishi draaien om het
 middelpunt, zodat het weer op zichzelf komt te liggen. 


1. Als je het logo 360∘ ronddraait om het 
middelpunt, bijvoorbeeld rechtsom, 
hoe vaak ligt het dan op zichzelf, voordat 
het helemaal rond is?

2. Hoeveel spiegelsymmetrische lijnen 
hebben de logo's? 

Slide 16 - Tekstslide

Draaisymmetrie
Als je het logo van Chrysler helemaal ronddraait 
om zijn middelpunt, ligt het bij een draaihoek 
van 360∘ voor de vijfde keer op zichzelf. 
We noemen het logo van Chrysler 
draaisymmetrisch van orde 5.

 
Draaisymmetrie is minstens van orde 2. 
Een figuur die pas weer op zichzelf past,
 als je hem 360∘ draait, is niet draaisymmetrisch.

Slide 17 - Tekstslide

Oefening draaisymmetrie
Oefen met draai- en lijnsymmetrie via de volgende link (link staat onder bestanden in TEAMS): 
https://www.wageningse-methode.nl/applets/Mini-loco_symmetrie_en_draaiorde.html    

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Zelfstandig werken
Wat
Paragraaf 4.1
Hoe
Zelfstandig met rekenmachine
Hulp
Uitleg in NU, vragen aan docent
Tijd
Overige lestijd + evt. thuis afmaken
Klaar?
Rekenvaardigheid

Slide 20 - Tekstslide

Rekenen Hoofdstuk 4.2 

Slide 21 - Tekstslide

Mededelingen
Iedereen volgt de instructie.
Rekenen – niveau is tijdens dit hoofdstuk op advies van docent (er wordt via TEAMS contact met je opgenomen)
  • Bij achterstanden
  • Bij lage cijfers
  • Studenten die H2 niet afgerond hebben.

Aanvraag toetsen alleen voor toetsmoment en niet meer voor rekenen-niveau!

Toetsmomenten:  alleen een 'gewone' rekenmachine of de rekenmachine van het programma 
NU gebruiken. Het gebruik van je rekenmachine op je mobiele telefoon is NIET toegestaan!


Slide 22 - Tekstslide

Terugblik
Pak je telefoon en ga naar lessonup.app
Je hoeft GEEN app te downloaden.

Slide 23 - Tekstslide

Je ziet hier een hoek van 90 graden.
De lijnen staan ............ op elkaar.

Slide 24 - Open vraag

Lijnen die dezelfde richting hebben en elkaar niet snijden, zijn ................ of ................

Slide 25 - Open vraag

Symmetrie
Draaiorde 3
Spiegelijnen 3
Draaiorde 3
Spiegellijnen 0
Draaiorde 4
Spiegellijnen 4

Slide 26 - Sleepvraag

Lesdoelen 4.2
Aan het einde van de les kun je...
  • rekenen met lengtematen
  • de omtrek berekenen van een rechthoek, diverse figuren en een cirkel.

Slide 27 - Tekstslide

Omtrek berekenen....
Wat weet jij er nog van?
Hoe doe je dat?

Slide 28 - Open vraag

Wat is de omtrek van dit figuur?

Slide 29 - Woordweb

4.2 Lengte en omtrek
Lengte
Bij het meten van breedte, dikte, 
diepte, hoogte en afstand bepaal 
je de lengte. De eenheid van lengte 
is de meter. 

De omtrek van een figuur is de 
lengte die je om een figuur heen meet.

Slide 30 - Tekstslide

Omtrek figuren 
Telefoon even wegleggen!
Pen en papier erbij!

Slide 31 - Tekstslide

Omtrek figuren









                  
                     a) 40+30+20+15+20+15 = 140 cm                           b) 30+30+30+10+10 = 110 cm

Slide 32 - Tekstslide

Omtrek cirkels










Je mag je rekenmachine gebruiken.

Slide 33 - Tekstslide

Lengtematen omrekenen
1 km = 1000 m

1 hm = 100 m 

10 dm = 1m 

100 cm = 1 m 

1000 mm = 1 m

Slide 34 - Tekstslide

Lengtematen omrekenen
Hoeveel centimeter (cm) is 7,5 m?

Van meter naar centimeter is twee stappen naar rechts, dus × 10 × 10 is × 100. 

7,5 m = 7,5 × 100 = 750 cm 







Hoeveel meter (m) is 600 mm? 

Van millimeter naar meter is drie stappen naar links, dus : 10 : 10 : 10 is : 1000. 

600 mm = 600 : 1000 = 0,6 m

Slide 35 - Tekstslide

Even oefenen
Pak je telefoon er weer bij!

Slide 36 - Tekstslide

6 km - ..... m

Slide 37 - Woordweb

20 hm - ..... m

Slide 38 - Woordweb

1500 mm- ..... m

Slide 39 - Woordweb

2,4 dm = ......   

Slide 40 - Woordweb

Lengtematen omrekenen - oefenen
a) 6 km =  6000 m
b) 20 hm = 2000 m
c) 1500 mm = 1,5 m
d) 2,4 dm =  0,24 m

Slide 41 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat
Paragraaf 4.1 en 4.2
Hoe
Zelfstandig met rekenmachine
Hulp
Uitleg in NU, vragen aan docent
Tijd
Overige lestijd + evt. thuis afmaken
Klaar?
Starten met 4.3

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide