3H SK Formatieve toets H3

3H - Scheikunde 
FORMATIEVE TOETS

 

Nodig: 
Pen, schrift, boek  en rekenmachine
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3H - Scheikunde 
FORMATIEVE TOETS

 

Nodig: 
Pen, schrift, boek  en rekenmachine

Slide 1 - Tekstslide

3. Moleculen en atomen
(20 vragen)

Slide 2 - Tekstslide

Welke coëfficiënten horen hier?
...C6H6O+...O2>...CO2+...H2O
A
2 5 4 2
B
3 6 3 1
C
1 7 6 3
D
2 7 5 2

Slide 3 - Quizvraag

Welke coëfficiënten horen hier?
...Sb2O5+...HCl>...SbCl5+...H2O
A
1, 10, 2 ,5
B
2, 8, 2, 4
C
1, 7, 3, 4
D
2, 9, 3, 5

Slide 4 - Quizvraag

Indeling van stoffen
Geef voor elke stof aan tot welke groep ze behoren door ze naar de juiste plek te slepen.
Metaal
Zout
Moleculaire stof
Kwik
C6H12O6
NaCl
NH3
CO2
ZnS
Zink
KI

Slide 5 - Sleepvraag

Bekijk de volgende stellingen.
Wat is juist?

Stelling I: Halogenen en edelgassen behoren tot de niet-metalen.

Stelling II: Na, Mg en Al zijn alkalimetalen.
A
alleen I
B
alleen II
C
I en II
D
geen van beide

Slide 6 - Quizvraag

Aluminium is een metaal dat veelvuldig gebruikt wordt.
Welke gegevens horen op de lege plekken te staan?

A
12, metaal, 3, 13
B
11, niet-metaal, 12, 3
C
13, metaal, 13, 3
D
3, niet-metaal, 3, 12

Slide 7 - Quizvraag

Welk van de elementen hebben dezelfde chemische eigenschappen?
A
Na, Mg, Al
B
C, Si, Ge
C
H, He, Li
D
F, Br, I

Slide 8 - Quizvraag


A
vormingsreactie
B
verbrandingsreactie
C
ontledingsreactie
D
oxidatiereactie

Slide 9 - Quizvraag

Welke van deze reacties is of zijn een oxidatiereactie?

1: zilverchloride --> zilver + chloor
2: ijzer + zuurstof --> ijzeroxide
3: suiker --> koolstof + water + waterstof
A
1
B
2
C
3
D
1 en 3

Slide 10 - Quizvraag


A
vormingsreactie
B
verbrandingsreactie
C
ontledingsreactie

Slide 11 - Quizvraag

Geleidt deze stof stroom?
CaCl2(aq)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 12 - Quizvraag

Er zijn 7 elementen die moleculen vormen met 2 dezelfde atomen.
Welke elementen horen in dit rijtje?
A
chloor, natrium, broom, fluor, stikstof, zuurstof en koolstof
B
stikstof, boor, chloor, zuurstof, jood, koolstof, fluor
C
jood, fluor, fosfor, zuurstof, waterstof, koolstof en stikstof
D
waterstof, stikstof, fluor, broom, jood, chloor, zuurstof

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel atomen van welke soort bevinden zich in:
3H2SO3
A
3 waterstofatomen, 2 zwavelatomen en 4 zuurstofatomen
B
3 waterstofatomen, 1 zwavelatomen en 9 zuurstofatomen
C
6 waterstofatomen, 1 zwavelatomen en 3 zuurstofatomen
D
6 waterstofatomen, 3 zwavelatomen en 9 zuurstofatomen

Slide 14 - Quizvraag

Fosfor kan met chloor reageren. Hierbij kan fosforpentachloride ontstaan. Welke onderstaande reactievergelijking is juist?
A
P2+5Cl2>2PCl5
B
P+5Cl>PCl5
C
2P+5Cl2>2PCl5
D
5P+Cl>P5Cl

Slide 15 - Quizvraag

Waar zie je hier rechts de juiste formules voor natrium, kalium en koolstofdioxide?
A
antwoord A
B
antwoord B
C
antwoord C
D
antwoord D

Slide 16 - Quizvraag

Van één van de reacties die bij een buskruitexplosie plaatsvinden, is hieronder de vergelijking gedeeltelijk gegeven.



Welke van de formules K2CO3, K2S en K2SO4 moet op de puntjes ingevuld worden?
A
K2CO3
B
K2S
C
K2SO4

Slide 17 - Quizvraag

Als je koper in de vlam houdt, reageert het met zuurstof. Hierbij ontstaat de zwarte stof tenoriet. Welk van de volgende uitspraken is juist?
A
Tenoriet is een mengsel, de systematische naam is koolstof.
B
Tenoriet is een ontleedbare stof, de systematische naam is koolstof.
C
Tenoriet is een mengsel de systematische naam is koperoxide.
D
Tenoriet is een ontleedbare stof, de systematische naam is koperoxide.

Slide 18 - Quizvraag

Geleidt deze stof stroom?
K2O(s)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een vast zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 19 - Quizvraag

Moleculen van een bepaalde stikstof-zuurstof-verbinding bevatten tweemaal zoveel zuurstofatomen als stikstofatomen. De formule van die verbinding kan zijn:



Wat is juist?
A
geen van beide
B
alleen I
C
alleen II
D
zowel I als II

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de formule van fosfortribromide?
A
FBr3
B
F3Br
C
PBr3
D
P3Br

Slide 21 - Quizvraag

Bij de ontleding van butaan in de niet-ontleedbare stoffen ontstaan:
A
C(s)+H(g)
B
C(s)+H2(g)
C
3C(s)+8H(g)
D
4C(s)+5H2(g)

Slide 22 - Quizvraag