VPRO les 1 8SD2H

• Communicatie, dagbesteding, verdieping profiel
• MBO
• Studiejaar 3

VPRO les 1

8SD2H

Nienke Grobbe

Lesagenda

Periode bespreken

Opdracht voorkennis

Starten instructie H13

Opdracht ..

Zelfstandig aan het werk!

VPRO leerjaar 3

Twee docenten

Eén les per week online

Om de week een les op school

Theorie (H13 + H14)

Grote overkoepelende opdracht (voorbereiding scriptie)

Wat weet jij nog / al over dementie?

Cliënten met dementie

Als het lichaam veroudert, verandert er veel. De gevolgen van het ouder worden zijn daardoor ook merkbaar in het functioneren van de hersenen.

In de hersenschors bevinden zich zenuwcellen en verbindingen die ingewikkelde cognitieve functies regelen, zoals de snelheid van informatieverwerking, sturing van het gedrag, het kunnen gebruiken van informatie uit het geheugen en de aandacht.

Veranderingen in de hersenen

• Tot je 25e groeien je hersenen
  
• Vanaf je 35e gaan de hersenfuncties achteruit
  
• Korte termijn geheugen
  
• Lange termijn geheugen; het opslaan en opdiepen of weer terughalen van informatie.
  
• Automatische geheugen; alles wat automatisch verloopt, zonder dat je daar bewust bij nadenkt.
  

Dementie

Dementie is de naam voor een combinatie van symptomen waarbij de verwerking van informatie in de hersenen is verstoord.

Dementie is een progressieve ziekte. De ziekteverschijnselen nemen toe, ze nemen niet af.

Waar!

Niet waar!

1 op de 5 mensen krijgt dementie

Waar!

Niet waar!

Vrouwen hebben meer kans op dementie

Waar!

Niet waar!

Van de 65 plussers heeft 20% dementie

Waar!

Niet waar!

Van de 90 plussers heeft 40% dementie

Soorten dementie

Er zijn ruim vijftig hersenziekten die kunnen bijdragen aan het krijgen van dementie. De meest voorkomende vormen zijn:

• Ziekte van Alzheimer
  
• Vasculaire dementie (door bloedvatschade)
  
• Frontotemporale dementie
  
• Lewy Body dementie
  

Diagnose dementie

Geheugenstoornis; verminderd vermogen om nieuwe informatie te leren of zich eerder geleerde informatie te herinneren.

Een (of meer) van de volgende cognitieve stoornissen:

•  Afasie: Bij afasie heeft de cliënt moeite om woorden te vinden.
  
•  Apraxie: Bij apraxie is iemand niet in staat om alledaagse handelingen uit te voeren, terwijl hij zich wel kan bewegen en op zich wel begrijpt wat de bedoeling is.
  
•  Agnosie: Bij agnosie herkent iemand niet wat iets is of waar het voor dient.
  
•  Stoornis in uitvoerende functies, dat wil zeggen problemen bij plannen maken, organiseren, logische gevolgtrekkingen maken.
  

Stadium 1: 

Stadium 2:

Stadium 3: 

Stadium 4: 

Bedreigde ik

Verdwaalde ik

Verborgen ik

Verzonken ik

Vergeetachtig, spullen niet meer kunnen vinden, moeilijker om nieuwe dingen te leren. 

Meer vergeetachtigheid zowel op werk als thuis. Dementerende kan dit echter nog goed verbergen door bijvoorbeeld een grapje te maken over dat hij iets is vergeten

Voortdurend moeite met oriëntatie, weet niet meer welke dag het is, herkent familie niet meer.

De cliënt kan niet meer lopen, spreekt nauwelijks en ligt continu op bed

Aan de slag!

Lezen: hoofdstuk 13.1 t/m 13.3

Maken opdrachten: 1 t/m 5 van H13