In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Thema 3 Basisstof 2
DEEL 1
De bloedsomloop
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de slagaders en aders benoemen van de kleine en grote bloedsomloop.
Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden en hun functies benoemen.
Je begrijpt dat het hart een centrale rol speelt in de dubbele bloedsomloop.
Slide 2 - Tekstslide
Rode bloedcellen worden gevormd in het rode beenmerg. Wat heeft het beenmerg nodig voor deze vorming?
A
eiwitten
B
vitaminen
C
ijzer
D
glucose
Slide 3 - Quizvraag
Welke twee bestanddelen van bloed spelen een rol bij de bloedstolling?
A
witte en rode bloedcellen
B
bloedplaatjes en witte bloedcellen
C
witte bloedcellen en bloedplasma
D
bloedplaatjes en bloedplasma
Slide 4 - Quizvraag
Wie weet wat bloeddoping is?
Slide 5 - Tekstslide
Door bloeddoping neemt het aantal rode bloedcellen toe. Waarom kan een sporter beter presteren door bloeddoping?
A
Meer rode bloedcellen betekent meer O2-transport naar de spieren en dus meer spieractiviteit.
B
Meer rode bloedcellen betekent meer CO2-transport naar de spieren en dus meer spieractiviteit.
C
Meer rode bloedcellen betekent meer O2-transport naar de longen en dus meer uithoudingsvermogen.
D
Meer rode bloedcellen betekent meer CO2-transport naar de longen en dus meer uithoudingsvermogen.
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Video
Rechterharthelft = zuurstofarm (blauw)
Linkerharthelft = zuurstofrijk (rood)
Slagaders vervoeren bloed van het hart AF
Aders vervoeren bloed naar het hart TOE
Slide 8 - Tekstslide
Welke bloedvaten van en naar het hart horen bij de grote bloedsomloop?
A
Aorta
B
Aorta en
bovenste holle ader
C
longaders en longslagaders
D
Aorta, bovenste en onderste holle ader
Slide 9 - Quizvraag
Het hart is een dubbele pomp !
Kleine bloedsomloop:
RK - longen -LB
opname O2 en afgifte CO2
Grote bloedsomloop:
LK - rest lichaam - RB
afgifte O2 en opname CO2
Slide 10 - Tekstslide
Nr. 1
Bovenste holle ader
- gaat naar-
RB
Nr. 2
RK
- gaat naar-
longslagader
Nr. 3
LK
- gaat naar-
aorta
(grote bloedsomloop)
Nr. 4
longader (longen)
- gaat naar-
LB
Slide 11 - Tekstslide
Hartfalen wordt behandeld met medicijnen. De hoeveelheid medicijnen hangt af van de bloeddruk van de patiënt. Om voortdurend de bloeddruk te meten kan een apparaatje aangebracht worden in het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert. Hoe heet het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert? En behoort dit bloedvat tot de kleine of tot de grote bloedsomloop?
A
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de grote bloedsomloop.
B
Dit bloedvat heet longader en behoort tot de kleine bloedsomloop.
C
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de grote bloedsomloop.
D
Dit bloedvat heet longslagader en behoort tot de kleine bloedsomloop.
Slide 12 - Quizvraag
Is de aorta een ader of een slagader? Vervoert de aorta zuurstofarm of zuurstofrijk bloed?
A
De aorta is een ader die zuurstofarm bloed vervoert.
B
De aorta is een ader die zuurstofrijk bloed vervoert.
C
De aorta is een slagader die zuurstofarm bloed vervoert.
D
De aorta is een slagader die zuurstofrijk bloed vervoert.