In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Introductie
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier de Europese Unie werkt en op welke manier de burgers invloed hebben op de EU.
Onderdelen in deze les
Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting
Naar een nieuwe eeuw
3. De Europese Unie
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier de Europese Unie werkt en op welke manier de burgers invloed hebben op de EU.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet jij eigenlijk van Europa?
Slide 4 - Woordweb
De Europese Unie
1993
De landen van de Europese Gemeenschap willen eind jaren '80 nog meer gaan samenwerken.
Bijvoorbeeld op het gebied van: milieu, criminaliteit en de verkeersveiligheid.
Slide 5 - Tekstslide
Verenigd Koninkrijk: geen €
Denemarken: geen €
Zweden: geen €
Polen: geen €
Hongarije: geen €
Roemenië: geen €
Bulgarije: geen €
Tsjechië: geen €
Slide 6 - Tekstslide
De Euro
2002
De landen van de Europese Unie krijgen vanaf 2002 een gezamenlijke munt: de euro.
Niet alle Europese landen doen mee met de euro. Sommige landen willen hun eigen munt houden of hadden niet zo'n sterke economie.
Slide 7 - Tekstslide
Het bestuur van Europa
De Europese Commissie
Het Europees Parlement
De Raad van Ministers
Slide 8 - Tekstslide
Europese Commissie
De Europese Commissie bestaat uit 28 commissarissen.
Deze commissarissen kun je het beste vergelijken met onze ministers.
De Commissie stelt nieuwe wetten voor en zorgt dat wetten worden uitgevoerd.
Slide 9 - Tekstslide
Europees Parlement
Het Europees Parlement bestaat uit 751 leden. Ze worden iedere vijf jaar door de burgers van de lidstaten gekozen. Hoe meer inwoners een lidstaat heeft, hoe meer zetels dat land heeft in het Europees Parlement.
Het Parlement beslist over de wetsvoorstellen van de Europese Commissie, maar heeft géén recht van amendement.
Slide 10 - Tekstslide
Raad van Ministers
De Raad van Ministers bestaat uit alle ministers van alle lidstaten. Eigenlijk is de samenstelling elke keer anders, want als het over het milieu gaat dan komen alleen de ministers van Milieu.
De Raad van Ministers moet, net als het Europees Parlement, elk nieuw wetsvoorstel goedkeuren of afkeuren.
Slide 11 - Tekstslide
Welke wet geldt?
Wetten van de EU gaan alleen over onderwerpen die meerdere lidstaten aangaat, bijv. het milieu. Hoe snel je in Nederland op de snelweg mag rijden, bepaalt ons parlement: dat gaat écht alleen over Nederland.
Een Nederlandse wet mag niet in strijd zijn met een EU-wet.
Andersom kan dat wel: dan moet Nederland de wet aanpassen.
Slide 12 - Tekstslide
Een Europese grondwet?
In 2004 is besloten dat er een Europese grondwet zou komen.
Hierover mochten de inwoners van Europa in een referendum beslissen.
Sommigen schrokken: zoveel macht voor Europa?!
De inwoners van Nederland en Frankrijk stemden tegen: de Europese grondwet kwam er niet. Er is dus nog geen 'Verenigde Staten van Europa'.
Slide 13 - Tekstslide
Wat merk je er zelf van?
De euro
Rechten als consument (garantie)
Europees burgerschap (o.a. vrij reizen)
Mensenrechten (democratie)
Europese terreurbestrijding
Slide 14 - Tekstslide
Brexit
vanaf 2017
Door de economische crisis (2007-2009) en de problemen rondom vluchtelingen, zijn er steeds meer kritische geluiden over Europa.
Sommige politieke partijen in Europese landen zijn fel tegen de macht van Europa en willen uit de EU.
In juni 2016 stemden de Britten vóór het verlaten van de EU.
Slide 15 - Tekstslide
Video
Histoclips: De Europese Unie
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Video
Clipphanger: Wie is de baas van de EU?
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Video
NOS: 60 jaar het Verdrag van Rome
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Met welke munten wordt in 2017 betaald in één of meerdere landen van de Europese Unie?
A
Pond (£) en Euro (€)
B
Gulden en Euro (€)
C
Euro (€)
D
Gulden (ƒ)
Slide 22 - Quizvraag
Welke uitspraak over het Europees Parlement is juist? Het Europees Parlement
A
bestaat uit vertegenwoordigers van alle Europese landen.
B
vergadert om de zes maanden in een andere lidstaat.
C
wordt gevormd door de ministers van de afzonderlijke landen.
D
wordt rechtstreeks gekozen door de burgers van de lidstaten.
Slide 23 - Quizvraag
Een gezamenlijke Europese aanpak van een probleem is vaak veel effectiever dan een nationale aanpak.
Geef een voorbeeld van een probleem dat in Europees verband effectiever kan worden aangepakt dan door de lidstaten afzonderlijk.
Slide 24 - Open vraag
Welk Europese instelling hoort bij de omschrijving?
Voert het Europese beleid uit
A
De Europese Commissie
B
Het Europese Parlement
C
De Raad van Ministers
D
geen van deze instellingen
Slide 25 - Quizvraag
Welk Europese instelling hoort bij de omschrijving?
Voert het Europese beleid uit
A
De Europese Commissie
B
Het Europese Parlement
C
De Raad van Ministers
D
geen van deze instellingen
Slide 26 - Quizvraag
Welk Europese instelling hoort bij de omschrijving?
Ziet erop toe dat in alle Europese landen de verkiezingen goed verlopen.
A
De Europese Commissie
B
Het Europese Parlement
C
De Raad van Ministers
D
geen van deze instellingen
Slide 27 - Quizvraag
Welke bewering over het Europees Parlement is juist?
Het Europees Parlement
A
bestaat uit ministers van alle EU-lidstaten.
B
is het dagelijks bestuur van de Europese Unie.
C
keurt voorstellen van de Europese Commissie goed of af.
D
zorgt ervoor dat Europese regels worden uitgevoerd.
Slide 28 - Quizvraag
Welke volgorde is juist??
A
EGKS, EU, EG, euro
B
euro, EU, EG, EGKS
C
EGKS, EG, EU, euro.
D
EGKS, EG, euro, EU
Slide 29 - Quizvraag
Begrippen uit deze les
Europese Unie (EU)
euro
Europese Commissie
Europese Parlement
Raad van Ministers
referendum
Brexit
Slide 30 - Tekstslide
Jaartallen uit deze les
1993: Oprichting Europese Unie
2002: invoering euro
2007-2009: economische crisis
vanaf 2013: Europese vluchtelingencrisis
Slide 31 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 32 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen