Op een dag spreekt God tot de profeet Jona. Hij krijgt de opdracht om naar de grote stad Ninevé te gaan. Hij moet daar vertellen dat de stad over 40 dagen verwoest zal worden, omdat de mensen daar heel slecht zijn.
Jona weigert om te gaan, en gaat juist de andere kant op. Hij zoekt een boot en vlucht voor God.
Onderweg op zee laat God het hevig stormen, het schip dreigt te zinken. Jona weet nu dat hij voor God niet kan vluchten. Hij wordt overboord gegooid en het houdt op met stormen.
Jona denkt dat hij verdrinkt, maar dan slikt een grote vis hem op. Drie dagen en drie nachten zit hij in de buik van de vis. Hij heeft spijt en weet nu dat hij toch naar Ninevé moet gaan.
Als hij in Ninevé is verteld hij aan alle mensen dat de stad zal worden verwoest over 40 dagen als ze geen spijt hebben van hoe slecht ze zijn. De mensen luisteren naar zijn boodschap, en bekeren zich tot God. God straft Ninevé niet, omdat de mensen naar Hem zijn gaan luisteren.