Übungen Grammatik Klasse!

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute:
- wiederholung von haben und sein
- wiederholung Personalpronomen und die Verben haben und sein
- wiederholung Artikel

Slide 2 - Tekstslide

Lernziel
- am Ende von diesen Unterricht weißt du wieder wie man haben und sein konjugiert.
- du weißt wieder wie man die Personalpronomen mit den Verben haben und sein konjugiert
- du weißt den richtigen Artikel für die Subjektive 

Slide 3 - Tekstslide

Vul steeds de juiste vorm in van haben of sein:
1. Er (sein) ......... jung.

Slide 4 - Open vraag

Vul steeds de juiste vorm in van haben of sein:
2. (Haben) .......... Sie Zeit?

Slide 5 - Open vraag

Vul steeds de juiste vorm in van haben of sein:
3. Er (haben) .................. ein neues Handy.

Slide 6 - Open vraag

Vul steeds de juiste vorm in van haben of sein:
4. (Sein) ............... sie (enkelvoud) 18 Jahre alt?

Slide 7 - Open vraag

Vul steeds de juiste vorm in van haben of sein:
5. Ich (haben) ................. einen Bruder und eine Schwester.

Slide 8 - Open vraag

Vul steeds de juiste vorm in van haben of sein:
6. Ihr (haben) ............... viel Spaß.

Slide 9 - Open vraag

Vul steeds de juiste vorm in van haben of sein:
7. Es (sein) ................... sehr warm.

Slide 10 - Open vraag

Vul steeds de juiste vorm in van haben of sein:
8. (Haben) .............. du heute Abend Zeit?

Slide 11 - Open vraag

Vul steeds de juiste vorm in van haben of sein:
9. Wir (sein)............... noch nicht fertig.

Slide 12 - Open vraag

Vul steeds de juiste vorm in van haben of sein:
10. Es (sein) .................... drei Uhr.

Slide 13 - Open vraag

Vertaal de woorden die tussen haakjes staan in het Duits.
Vervoeg het werkwoord steeds in de tegenwoordige tijd.

Slide 14 - Tekstslide

1. (Ik ben).............. noch nicht so lange hier.

Slide 15 - Open vraag

2. (Hebben jullie)................. ein Haustier?

Slide 16 - Open vraag

3. Ja, (we hebben)............ zwei Katzen.

Slide 17 - Open vraag

4. (Bent u)................... unsere neue Kollegin?

Slide 18 - Open vraag

5. Warum (heeft hij)........... nichts gesagt?

Slide 19 - Open vraag

6. (Het is)............... schönes Wetter.

Slide 20 - Open vraag

7. (Heb jij)............... Lust auf Pizza oder Nudeln?

Slide 21 - Open vraag

8. (Zij is)............. nicht meine Schwester, sondern meine Cousine.

Slide 22 - Open vraag

9. (Zij hebben).......... das Spiel 3-0 verloren.

Slide 23 - Open vraag

10. (Jullie zijn)............. herzlich wilkommen!

Slide 24 - Open vraag

Vul steeds het juiste lidwoord in

Slide 25 - Tekstslide

Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

Banane
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

Hahn
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

Herbst
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quizvraag

Mischung
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quizvraag

Gebäude
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quizvraag

Problem
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quizvraag

Kuh
A
der
B
die
C
das

Slide 33 - Quizvraag

Mitarbeiter
A
der
B
die
C
das

Slide 34 - Quizvraag

Sekretärin
A
der
B
die
C
das

Slide 35 - Quizvraag

Computer
A
der
B
die
C
das

Slide 36 - Quizvraag

Auto
A
der
B
die
C
das

Slide 37 - Quizvraag

Welche Wörter schreibt man in diesen Satz mit Großbuchstabe?

Slide 38 - Tekstslide

1. die familie fährt in die stadt.

Slide 39 - Open vraag

2. die gruppe rammstein ist durch die musik sehr bekannt.

Slide 40 - Open vraag

3. touristen fahren gern an die nordsee.

Slide 41 - Open vraag

4. die kirschtorte schmeckt sehr gut.

Slide 42 - Open vraag

5. der volkswagen ist sehr beliebt.

Slide 43 - Open vraag

Habt ihr noch Fragen?

Slide 44 - Tekstslide