toets

Wie was de vader van Romulus en Remus?
A
Aeneas
B
Mars
C
Caesar
D
Augustus
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
geschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Wie was de vader van Romulus en Remus?
A
Aeneas
B
Mars
C
Caesar
D
Augustus

Slide 1 - Quizvraag

Noteer de drie regeringsvormen van Rome in de juiste tijdsvolgorde.


Slide 2 - Open vraag

De Romeinen hebben de eerste eeuwen v. Chr veel oorlogen gevoerd. Wie was/waren hun moeilijkste tegenstander? Licht je keuze toe.

Slide 3 - Open vraag

Het ontstaan van het keizerrijk was een gevolg van de burgeroorlogen. Leg dit uit.

Slide 4 - Open vraag

Stelling: Door de veroveringen werd de kloof tussen arm en rijk in het Romeinse rijk groter. Leg uit of je het eens bent met de stelling of oneens.

Slide 5 - Open vraag

Lees de vier zinnen (A-D) over het ontstaan van het Romeinse keizerrijk.
Noteer de letter van de zin die gaat over continuïteit.

A
De senaat bleef een adviesorgaan.
B
De senaat had niets meer te vertellen.
C
De Rijn werd de nieuwe grens
D
Octavianus stichtte een keizerrijk.

Slide 6 - Quizvraag

Hebben de moordenaars van Caesar op de lange termijn hun doel bereikt? Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open vraag

Een belangrijk motief voor 'brood en spelen' was het rustig houden van het volk. Leg uit waarom dat nodig was.

Slide 8 - Open vraag

Paste de godsdienstige verdraagzaamheid bij de Romeinse multiculturele samenleving? Leg je antwoord uit.

Slide 9 - Open vraag

Welke uitvinding is gedaan door de Romeinen?
A
Het wiel
B
Het vuur
C
Het theater
D
Beton

Slide 10 - Quizvraag

Wat hoort er niet bij?
A
Grieks-Romeinse cultuur
B
Antiek cultuur
C
Egyptische cultuur
D
Klassieke cultuur

Slide 11 - Quizvraag

Leg uit of de volgende uitspraak juist of onjuist is:
Voor de Romeinse wet was iedereen gelijk.

Slide 12 - Open vraag

Welke uitspraak over de eerste joodse opstand tegen de Romeinen is onjuist?
A
De opstand werd neergeslagen in 70 na C
B
Jezus was al dood toen de opstand uitbrak
C
De opstand brak uit omdat de Romeinen de joden beledigden
D
Vanwege de opstand werden de joodse tempels vernield

Slide 13 - Quizvraag

Wie hadden als eersten een monotheïstisch geloof?
A
Grieken
B
Joden
C
Christenen
D
Moslims

Slide 14 - Quizvraag

Waarom werd het christendom een verboden godsdienst, terwijl de Romeinen wel tolerant waren t.o.v. andere geloven?

Slide 15 - Open vraag

Welke uitspraak is niet van Jezus?
A
Vaarwel keizer, hij die gaat sterven groet u.
B
Wie zonder zonde is werpe de eerste steen
C
Wie u op de rechterwang slaat, keert hem dan ook de linker toe
D
Dit brood is mijn lichaam en die wijn is mijn bloed

Slide 16 - Quizvraag

Stel, je bent een christelijke historicus en je mag één van de Romeinse keizers de bijnaam 'de Grote' geven. Wie kies je uit en waarom?

Slide 17 - Open vraag

Caesar schreef dat Germanen boven de Rijn woonden. Toch woonden er ook Germanen ten zuiden van de Rijn, zoals de Bataven. Leg uit waarom zij daar kwamen te wonen.

Slide 18 - Open vraag

Dankzij de Romeinen ontstond in Zuid-Nederland een
A
samenleving van jagers en verzamelaars
B
landbouwsamenleving
C
landbouwstedelijke samenleving
D
informatiesamenleving

Slide 19 - Quizvraag

Leg uit of de volksverhuizingen een gunstig of een ongunstig effect hadden op de Pax Romana.

Slide 20 - Open vraag

Welke kaart is de kaart van het Romeinse rijk?

Slide 21 - Sleepvraag

Proletariaat
Gladiatoren
Limes
Pax Romana
Pompeï
1 2 3 4 5 
Brood en spelen
Bezitlozen 
Landgrens 
Romeins vrede 
Vulkaan uitbarsting
I II III IV V

Slide 22 - Sleepvraag

De laatste koning wordt verjaagd
Rome wordt een Republiek
Caesar wordt dictator voor het leven
Caesar wordt vermoord door senatoren
Burgeroorlogen
Keizer Augustus wordt de eerste Romeinse keizer

Slide 23 - Sleepvraag

1.
2.
3.
4.
5.
Bataven vestigden zich in het gebied
Kelten kwamen in opstand
Kelten werden door Romeinen vermoord, verdreven of afgevoerd.
Romeinen veroverden Zuid- Nederland
Romeinen vroegen Germanen om zich in het gebied te vestigen.

Slide 24 - Sleepvraag

Kijk naar de afbeelding. 
Is het Romeins?

Sleep het woord in het juiste vakje.
Ja
Nee
De weg
Het witte gebouw
Soldaat met ronde schild
Paal met geschreven letters

Slide 25 - Sleepvraag

Welke cijfers over de Romeinen zijn juist?
1 Romeinen leefden in een landbouwstedelijke samenleving.
2 De Rijn werd de zuidelijke grens van het Romeinse rijk.
3 De grenzen werden bewaakt door legioenen.
4 Germanen ten noordoosten van de Rijn leefden in een landbouwstedelijke samenleving.
5 Romeinen en Germanen dreven geen handel over de grens.
6 Volkeren in het grensgebied werden geromaniseerd.
A
1, 3 en 6
B
1, 2 en 5
C
2 en 4
D
3 en 6

Slide 26 - Quizvraag

Lees onderstaande vijf zinnen over de opkomst van het christendom in het Romeinse Rijk.

1. Overwonnen volkeren namen goden van de Romeinen over.
2. Romeinen mochten geen goden van andere volkeren overnemen.
3. Overwonnen volkeren moesten de Romeinse staatsgoden en de keizer vereren.
4. Overwonnen volkeren mochten hun eigen goden vereren.
5. In het Romeinse rijk was geen godsdienstige verdraagzaamheid (tolerantie).

Welke zin of welke zinnen zijn juist?
A
Zin 1, 3 en 4
B
Alleen zin 1
C
Zin 1, 2 en 5
D
Zin 1 en 4.

Slide 27 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van romanisering?
A
Een Bataafse militair gelegerd in Noord-Engeland schrijft in het Latijn een brief aan zijn vader.
B
Een Friese handelaar koopt in Noviomagus potten met Romeins muntgeld om deze ten noorden van de grens weer te verkopen.
C
Een Germaanse vrouw gaat wekelijks naar het badhuis in Mosa Trajectum om een middag te ontspannen.
D
Een Keltische zanger zingt liederen over de heldendaden van Keltische helden van vroeger.

Slide 28 - Quizvraag

Voorbeelden van natuurlijke grenzen zijn:
A
Bergen, rivieren en forten
B
Forten, woestijnen en zeeën
C
Rivieren, woestijnen en zeeën
D
Forten, woestijnen en bergen

Slide 29 - Quizvraag

Een reden voor het uiteenvallen van het Romeinse Rijk is...
A
Te weinig belasting inkomsten
B
Ruzie over de opvolging van de keizers
C
Het leger was te klein
D
A, B en C zijn goed

Slide 30 - Quizvraag