GL2 hfst verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1

Welkom

1. Leg je telefoon in de telefoonkoffer. 
2. Ga op je plek zitten.
3. Open je laptop en meld je aan bij deze Lesson Up. (laat je lesboek nog maar even dicht)

Lesplanning:

1. Aanwezigheid, boeken en huiswerk controle.
2. Uitleg 
3. Zelfstandig aan het werk. 
4. Lesdoelencheck
5. Vooruitblik volgende les.

Hoofdstuk 2

Buiten

Taalverzorging formuleren: 

samengestelde zinnen maken

(blz. 56/57)

Wat weet je nog?

Kun jij goede samengestelde zinnen maken? Laat maar zien. Pak je taalschrift en een pen/potlood erbij. 

Open je boek op pagina 56. Bekijk de plaatjes bij de startopdracht. 

Kies 2 plaatjes uit en maak daarmee 1 zin waarin je vertelt wat er is gebeurd.

Lesdoelen

• Ik weet wat voegwoorden zijn en ik kan ze herkennen in een zin. 
• Ik kan voegwoorden op een goede manier gebruiken om samengestelde zinnen te maken.

Uitleg 

Uitleg 

Laten we samen opdracht 2 maken. Maak van de 2 zinnen één samengestelde zin. Gebruik het voegwoord dat tussen haakjes staat. 

We hebben vandaag gezeild. We hebben op het meer gekanood. (en)

Uitleg 

Laten we samen opdracht 2 maken. Maak van de 2 zinnen één samengestelde zin. Gebruik het voegwoord dat tussen haakjes staat. 

We hebben vandaag gezeild. We hebben op het meer gekanood. (nadat)

Uitleg 

Laten we samen opdracht 2 maken. Maak van de 2 zinnen één samengestelde zin. Gebruik het voegwoord dat tussen haakjes staat. 

Fedde kreeg dertig euro. Hij ging boodschappen doen. (als)

Uitleg 

Laten we samen opdracht 2 maken. Maak van de 2 zinnen één samengestelde zin. Gebruik het voegwoord dat tussen haakjes staat. 

Fedde kreeg dertig euro. Hij ging boodschappen doen. (toen)

Uitleg 

Laten we samen opdracht 2 maken. Maak van de 2 zinnen één samengestelde zin. Gebruik het voegwoord dat tussen haakjes staat. 

Ik moet met de bus naar huis. Ik ben mijn fietssleutel verloren. (want)

Uitleg 

Laten we samen opdracht 2 maken. Maak van de 2 zinnen één samengestelde zin. Gebruik het voegwoord dat tussen haakjes staat. 

Ik moet met de bus naar huis. Ik ben mijn fietssleutel verloren. (omdat)

Aan het werk!

wat: maak opdracht 1 -3-4 en 5(vanaf blz. 56)  

wanneer: deze les. Krijg je het niet af? Dan wordt het huiswerk.

hulp: de theorie in je boek (groene vlakken), de docent of de leerling naast je. 

klaar?: maak de extra opdrachten online en ga daarna lekker lezen in je boek/tijdschrift. 

Lesdoelencheck

• Ik kan letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen.
  
• Ik kan de betekenis van onbekende uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek.
  
• Ik weet de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit deze paragraaf.

Hoe goed beheers je het lesdoel /
de lesdoelen?

😒🙁😐🙂😃

Volgende les: 

Gaan we aan de slag met het onderdeel schrijven. Je leert dan over hoe je een tekst voor een werkstuk schrijft. 

Tot dan!