2K schrijven en formuleren H6

Planning
huiswerk
doel
uitleg
maken schrijven
wat heb je geleerd
volgende les
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
huiswerk
doel
uitleg
maken schrijven
wat heb je geleerd
volgende les

Slide 1 - Tekstslide

huiswerk nakijken: Spelling H5, blz. 195
Opdracht 6
1 waaide, ben
2 heb, kan
3 beloofde, bakt
4 inruim, ligt
5 keek, kreeg
6 krijg, passen

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 7
1 strikt / strikte, scoort / scoorde
2 oplette, verbeterde
3 regende, werd
4 vinden, rijdt
5 Lust, houd
6 betekent, uitvalt

Opdracht 8
Eigen antwoorden. Bijvoorbeeld:
1 De caissière is op staande voet ontslagen, omdat ze geld heeft gestolen uit de kassalade.
2 Omdat ik me verslapen had, miste ik de bus.
3 Er worden in onze straat tien bomen gekapt, omdat ze ziek zijn geworden.
4 Sinds Cees in ons team speelt, winnen we elke week.
5 Een buikgriep is doorgaans niet ernstig, maar het is wel lastig op school.
6 Toen onze kat een muis gevangen had, bleef ze ermee spelen.

Slide 3 - Tekstslide

[*]Opdracht 9
1 heeft, opgegraven, zocht
2 vond, zaten
3 wordt, geschat, is
4 voorspelde, meldt / meldde
5 is, gebruikt
6 wegen
7 deed, ligt
8 kun, heeft

Slide 4 - Tekstslide

Doel:
Je leert hoe je rekening moet houden met je publiek en hoe je een goede tekst schrijft.

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan: schrijven voor publiek
Stap 1: bedenk een onderwerp
Stap 2: bedenk voor welk publiek je schrijft
Stap 3: Maak een schrijfplan
Stap 4: schrijf je tekst met behulp van je schrijfplan
stap 5: controleer je tekst en verbeter de fouten

Slide 6 - Tekstslide

Stap 1: bedenk een onderwerp
Iets wat de lezers interesseert

Slide 7 - Tekstslide

Stap 2: bedenk voor welk publiek je schrijft
jongeren of ouderen?

Slide 8 - Tekstslide

Jongeren
Spreek de lezers aan met je.

Je mag moderne woorden gebruiken.

De lay-out mag wat drukker (niet overdrijven).

Ouderen
Spreek de lezers aan met u.

Gebruik nette en formele woorden.

De lay-out moet rustig zijn. mag veel tekst en weinig kleuren.

Slide 9 - Tekstslide

Stap 3: Maak een schrijfplan 
Vul het onderstaande schema in met steekwoorden.
inleiding:
Het belangrijkste: 5 W’s en H (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe?)

middenstuk:
3 alinea's

slot:
Een goede slotzin…

Slide 10 - Tekstslide

Stap 4: schrijf je tekst met behulp van je schrijfplan

Schrijf je steekwoorden nu in voledige zinnen en denk aan je publiek!

Slide 11 - Tekstslide

Stap 5: controleer je tekst en verbeter de fouten
  • De tekst heeft een goede titel.
  • Alinea’s zijn goed uitgewerkt volgens schrijfplan.
  • De lezers worden met de juiste persoonlijk voornaamwoorden aangesproken (je / jij/ u).
  • De lay-out past bij het publiek.
  • Alle woorden en zinnen zijn begrijpelijk.
  • Alle woorden zijn juist gespeld

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Hoe schrijf je nu een goede tekst?

Slide 14 - Tekstslide

Denk aan de volgende punten:
  • Gebruik bij een goede tekst verwijswoorden
  • Gebruik als en dan op de juiste manier
  • Gebruik signaalwoorden om verbanden duidelijk te maken
  • Gebruik een komma tussen twee persoonsvormen
  • Controleer je tekst!

Slide 15 - Tekstslide

Gebruik bij een goede tekst verwijswoorden
Let op dat je de juiste verwijswoorden gebruikt. Welke verwijswoorden moet je in de onderstaande zinnen gebruiken?

1. André Rijken is mijn buurman.  ...  woont al drie jaar naast mij. Voor  .... woonde Mies naast ons.   .... heeft daar ook drie jaar
gewoond.

2. Mies had ook een kat.  .... zorgden wij voor als .... een weekendje weg was.

Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden
1. André Rijken is mijn buurman.  Hij  woont al drie jaar naast mij. Voor hem woonde Mies naast ons.   Zij heeft daar ook drie jaar gewoond.

2. Mies had ook een kat.  Daar zorgden wij voor als ze een weekendje weg was.

Slide 17 - Tekstslide

Gebruik als en dan op de juiste manier
Gebruik als na een stellende trap.
even klein als, even groot als


Gebruik dan na een vergrotende trap.
voorbeeld: kleiner dan, groter dan

Slide 18 - Tekstslide

Als of dan?
Andre heeft ook een kat. Deze is groter ...1... de kat van Mies. Het beest lijkt wel net zo groot ...2... een tijger.

Slide 19 - Open vraag

Gebruik signaalwoorden om verbanden duidelijk te maken
Welke signaalwoorden horen op de openplekken?
Soms ben ik een beetje bang voor de kater van Andre,  ... hij kan hard blazen. De poes van Mies deed dat nooit, ... wilde wij ook wel oppassen in de weekenden.

De kat van mijn buurman valt mij bijna aan, ... ik het tuinpad op kom lopen.

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden
Soms ben ik een beetje bang voor de kater van Andre,  want hij kan hard blazen. De poes van Mies deed dat nooit, daarom wilde wij ook wel oppassen in de weekenden.

De kat van mijn buurman valt mij bijna aan, zodra ik het tuinpad op kom lopen.

Slide 21 - Tekstslide

Gebruik een komma tussen twee persoonsvormen
Waar moeten de komma's?
Vorige week ging ik bij André op bezoek  daar kreeg ik bijna een hartaanval. Ik liep het tuinpad op  toen plotseling de rode kater van de schuur sprong. Hij maakte een luid sissend geluid  maar de kat landde in de regenton.

Het liep met een sisser af.

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden
Vorige week ging ik bij André op bezoek , daar kreeg ik bijna een hartaanval. Ik liep het tuinpad op , toen plotseling de rode kater van de schuur sprong. Hij maakte een luid sissend geluid , maar de kat landde in de regenton.
Het liep met een sisser af.

Slide 23 - Tekstslide

Maken schrijven en formuleren H6
opdr. 1 t/m 5
blz. 217-220

klaar? maak grammatica en spelling H5 op je iPad

Slide 24 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Schrijven en formuleren H6 af

Volgende les PW grammatica en spelling H5

2 juli boekdoos inleveren

Slide 26 - Tekstslide