Vvgs slides quiz

Wat betekent
onmisbare
A
niet te missen
B
gemiste
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Wat betekent
onmisbare
A
niet te missen
B
gemiste

Slide 1 - Quizvraag

Wat betekent
interregionaal
A
in de regio's
B
tussen regio's

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent
wantoestanden
A
slechte toestanden
B
andere toestanden

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent
non-actief
A
weer actief
B
niet actief

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent
ex-voorzitter
A
iemand die vroeger voorzitter was
B
verkeerde voorzitter

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent
herkauwers
A
een dier dat zijn eten opnieuw kauwt
B
een dier dat zijn eten meteen goed kauwt

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent
mini-ezels
A
jonge ezels
B
kleine ezels

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent
mishandeling
A
verkeerde handeling
B
gemiste handeling

Slide 8 - Quizvraag


niet te betalen
A
wanbetalen
B
onbetaalbaar
C
nonbetalen
D
anti-betalen

Slide 9 - Quizvraag


kleine reep
A
ex-reep
B
antireep
C
minireep
D
herreep

Slide 10 - Quizvraag

Woorden met voorvoegsel

Sommige woorden bestaan uit een kernwoord en een voorvoegsel.

Het voorvoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.


Bijvoorbeeld:

gebruiken - hergebruiken

Slide 11 - Tekstslide


niet gelijk van vorm
A
non-symmetrisch
B
hersymmetrisch
C
asymmetrisch
D
anti-symmetrisch

Slide 12 - Quizvraag


opnieuw gebruiken
A
hergebruiken
B
misgebruiken
C
wangebruiken
D
ex-gebruiken

Slide 13 - Quizvraag


niet ervaren
A
ex- ervaren
B
non-ervaren
C
interervaren
D
onervaren

Slide 14 - Quizvraag


slechte prestatie
A
tegenprestatie
B
pro-prestatie
C
pre-prestatie
D
wanprestatie

Slide 15 - Quizvraag


shampoo tegen roos
A
nonroosshampoo
B
exroosshampoo
C
antiroosshampoo
D
wanroosshampoo

Slide 16 - Quizvraag


foute slag
A
misslag
B
conslag
C
comslag
D
herslag

Slide 17 - Quizvraag


een trein die tussen twee steden rijdt
A
intercity
B
stoptrein
C
sneltrein
D
locomotief

Slide 18 - Quizvraag


afdeling van een supermarkt met ander artikelen dan eten en drinken
A
foodafdeling
B
non-foodafdeling
C
antifoodafdeling
D
tussenfoodafdeling

Slide 19 - Quizvraag


iemand die vroeger bij een band drumde
A
interdrummer
B
non-drummer
C
oude drummer
D
ex-drummer

Slide 20 - Quizvraag


opnieuw verdelen
A
interverdelen
B
herverdelen
C
weerverdelen
D
wanverdelen

Slide 21 - Quizvraag


een slechte daad
A
non-daad
B
condaad
C
herdaad
D
wandaad

Slide 22 - Quizvraag


een aankoop waarover de achteraf niet tevreden was
A
miskoop
B
wankoop
C
herkoop
D
interkoop

Slide 23 - Quizvraag