Tweedimensionale figuren zijn platte figuren. Ze hebben twee dimensies: een lengte en een breedte. De rechte lijnen van tweedimensionale figuren noem je zijden.
Slide 6 - Tekstslide
Driedimensionale figuren
Driedimensionale figuren zijn ruimtelijke figuren. Ze hebben drie dimensies: een lengte, een breedte en een hoogte. De platte kanten van driedimensionale figuren noem je vlakken.
Slide 7 - Tekstslide
Omtrek
De omtrek van een figuur is de totale lengte van de buitenkant van de figuur. De omtrek van een kamer is de totale lengte van alle muren. Formule= Alle zijden bij elkaar optellen.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is de omtrek?
A
58m
B
172m2
C
60m
D
200m2
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de omtrek?
A
14 cm
B
28 cm
C
24 cm
D
40 cm
Slide 10 - Quizvraag
Oppervlakte
De oppervlakte van een tweedimensionale figuur geeft aan hoe groot de figuur is. De oppervlakte van een kamer is de grootte van de vloer. Formule= lengte x breedte
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de oppervlakte van deze tuin?
A
30 m²
B
28 m²
C
32 m²
D
26 m²
Slide 12 - Quizvraag
Maak de oefeningen in Studiemeter!
(Zie planning voor wat je af moet hebben deze week.)
Slide 13 - Tekstslide
Volgende les:
Uitleg: Omtrek en oppervlakte uitrekenen en omrekenen.