Stalin wantrouwde de mensen. In zijn omgeving was niemand veilig. Zelfs vrienden en medestanders liet hij vermoorden. Om de bevolking te controleren, richtte hij een geheime dienst op. De agenten van deze dienst hielden iedereen in de gaten. Als je een vijand van het volk was, werd je vermoord of opgesloten in een kamp. De geheime dienst pakte ook zomaar mensen op. Zo werd de bevolking bang en onzeker gemaakt.