V1B paragraaf 2.3

Stijlregels
Stijlregels bij formuleren
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Stijlregels
Stijlregels bij formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

duitsland kiest vandaag een nieuwe leider

vandaag zijn er verkiezingen in duitsland ruim 60 miljoen duitsers kiezen wie de baas gaat worden van hun land 16 jaar lang was angela merkel aan de macht maar zij stopt ermee

de grootste partijen in duitsland zijn de SPD en de CDU/CSU bij die laatste partij hoort angela merkel de verkiezingen zijn erg spannend want de populairste kandidaten liggen heel dicht bij elkaar er kan dus nog van alles gebeuren

vanavond om 18.00 uur gaan de stemlokalen dicht vlak daarna komen de eerste voorspellingen van de uitslag



Bron: https://jeugdjournaal.nl/artikel/2399310-duitsland-kiest-vandaag-een-nieuwe-leider.html
duitsland kiest vandaag een nieuwe leider

vandaag zijn er verkiezingen in duitsland ruim 60 miljoen duitsers kiezen wie de baas gaat worden van hun land 16 jaar lang was angela merkel aan de macht maar zij stopt ermee

de grootste partijen in duitsland zijn de SPD en de CDU/CSU bij die laatste partij hoort angela merkel de verkiezingen zijn erg spannend want de populairste kandidaten liggen heel dicht bij elkaar er kan dus nog van alles gebeuren

vanavond om 18.00 uur gaan de stemlokalen dicht vlak daarna komen de eerste voorspellingen van de uitslag

Bron: https://jeugdjournaal.nl/artikel/2399310-duitsland-kiest-vandaag-een-nieuwe-leider.html
Lees de tekst en noteer wat opvalt tijdens het lezen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt op aan deze tekst?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze les:
- leestekens (interpunctie)
- gebruik van hoofdletters 
- formeel/informeel taalgebruik

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijlregel 1, 2 en 3
1. Gebruik hoofdletters en leestekens
2. Gebruik geen afkortingen
3. Maak hele zinnen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interpunctie
Wat is interpunctie? 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interpunctie
Wat is interpunctie? 
- Het gebruik van leestekens in een tekst. 



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interpunctie
Welke leestekens moeten jullie 
kennen? 
 






dubbele punt
punt
.
komma
,
puntkomma
;
uitroepteken 
!
vraagteken 
?
aanhalingsteken 
'' 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de volgende zinnen staan roodgekleurde leestekens. Schrijf de leestekens en hun betekenis op. 
1. Sinds woensdag 22 september is de herfst officieel begonnen.
2. Houd jij meer van de zomer of van de herfst
3. Hoewel het nu nog warm is, wordt het volgende week al flink kouder. 
4. "Een prachtig nazomerweekend dus, maar het kon weleens het laatste zijn", zegt  weerman De Jong.
5. Wat een feest!
6. Dus vergeet de volgende spullen niet: een regenjas, waterdichte schoenen en goede fietsverlichting. (benoem de 2 leestekens)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dus:
Punt: aan het einde van een zin.
Gisteravond ben ik te laat naar bed gegaan.
Vraagteken: aan het einde van een vraagzin
Heb jij ooit gevlogen? 
Uitroepteken: na een uitroep of een bevel.
Wat een schitterend doelpunt
Ruim nu je rotzooi op
Komma:
- voor het aangeven van een pauze in de zin;
- tussen twee persoonsvormen;
- in een opsomming.
- We vertrekken om 9.00u, maar je mag al eerder komen.
- Als je niet mee wilt, moet je het zeggen. 
- Hij voelde zich ziek, zwak en misselijk.
Dubbele punt:
- voor een gesproken tekst;
- aan het begin van een opsomming;
- bij een nadere uitleg.
- Hij riep: "Hulde aan het feestpaar". 
- Neem mee: een hoed, een sjaal en een jas. 

Aanhalingstekens: voor en achter een gesproken tekst.
Hij riep: "Pas op!"
Puntkomma: tussen twee zinnen die heel nauw met elkaar samenhangen.
• Jaap was wel op tijd, maar Frank niet; zijn fiets was kapot.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk leesteken mist hier?

"Pas op", riep Janneke.
A
!
B
:
C
""
D
.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruiken we hoofdletters?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters 1/2:
1. Aan het begin van een zin.

2. De eerste letter van een naam. 
Hendrik de Jong, meneer H. de Jong, meneer De Jong, mevrouw Van der Pol, G.A. de Ridder.
3. Aardrijkskundige namen. 
België, Europa, de Maas, Zuidpool, de Himalaya, Amsterdammer, Zuid-Afrikaanse wijn, 's Hertogenbosch.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters 2/2
4. Namen van talen en dialecten. 
Nederlands, de Nederlandse taal, Limburgs, Duitstalig, Franse les.
5. Namen van specifieke bevolkingsgroepen.
Belg, Nederlander, Rus.
6. Heilige personen en objecten. 
God, Boeddha, de Bijbel, Koran

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Corrigeer de leestekens en hoofdletters!
Duitsland kiest vandaag een nieuwe leider

1. vandaag zijn er verkiezingen in duitsland 

2. ruim 60 miljoen duitsers kiezen wie de baas gaat worden van hun land 

3. 16 jaar lang was angela merkel aan de macht maar zij stopt ermee

4. misschien ken je merkel wel 

5. zij is de vrouw die zei wir schaffen das

6. vanavond om 18.00 uur gaan de stemlokalen dicht 


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Corrigeer de leestekens en hoofdletters!
Duitsland kiest vandaag een nieuwe leider

1. Vandaag zijn er verkiezingen in Duitsland. 

2. Ruim 60 miljoen Duitsers kiezen wie de baas gaat worden van hun land. 

3. 16 jaar lang was Angela Merkel aan de macht, maar zij stopt ermee.

4. Misschien ken je Merkel wel? 

5. Zij is de vrouw die zei: "Wir schaffen das!"

6. Vanavond om 18.00 uur gaan de stemlokalen dicht. 



Uitroepteken - het is een uitroep. De uitspraak wordt extra benadrukt en krijgt daarom een uitroepteken. 
hoofdletter - het is een land
Aanhalingstekens - het is een citaat
komma - vanwege de lengte van de zin
hier staat geen punt, omdat het de titel van de tekst is 
hoofdletter - Duitsers verwijst naar een bevolkingsgroep
dubbele punt - voor gesproken tekst
vraagteken - na vraagzin 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is niet correct?
A
Mevrouw H. de Bock
B
Meneer De Bock
C
Dhr F. Van Kooten
D
Y. van Dam

Slide 17 - Quizvraag

C is niet correct omdat de letter F de naam al noemt. Van is dus zonder hoofdletter. 
Stijlregel 4
Spreek je publiek op de juiste manier aan:

Informeel/formeel taalgebruik

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is formeel en informeel taalgebruik?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werk in tweetallen:
In welke situaties gebruik je formele en in
welke situaties informele taal?
Formeel
Informeel 
-
-
-
-
-
-

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
Formeel
B
informeel

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sollicitatiebrief
A
Formeel
B
Informeel

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een brief naar de koning
A
Formeel
B
Informeel

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een e-mail naar je docent
A
Formeel
B
Informeel

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken afkorting:
- Je schrijft een afkorting met een of meerdere punten.
- Als in het oorspronkelijke woord een hoofdletter voorkomt, komt deze ook in de afkorting.
Voorbeelden
i.v.m. = in verband met
Z.K.H. = Zijne Koninklijke Hoogheid
Kenmerken verkorting:
- Het zijn delen van een woord(groep).
- Je schrijft het als een gewoon woord.
- Hoofletter alleen aan het begin als het een naam is.
Voorbeelden:  horeca = hotels, restaurants en cafés
Benelux = België, Nederland, Luxemburg

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken letterwoord:
- Het zijn de eerste letters van een woordgroep.
- Je schrijft geen punten.
- Je schrijft een hoofdletter als het een naam is of volgt de schrijfwijze van de organisatie.
- Je spreekt het woord als geheel uit, niet waar het voor staat.
Voorbeelden:
havo, BuZa
Kenmerken initiaalwoord:
- Je schrijft geen punten.
- Je spreekt de letters uit.
- Je schrijft een hoofdletter als het een naam is of volgt de schrijfwijze van de organisatie.
Voorbeelden:
pc, pk, NS

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van een symbool:
- Het is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid, of een valuta.
- Je schrijft geen punt.
- Een symbool is internationaal afgesproken.
- Je spreekt het woord uit waar het voor staat. Voorbeelden: km/h, MHz

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is KLM?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is z.g.a.n.?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is prof?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is btw?
A
een afkorting
B
een verkorting
C
een letterwoord
D
een initiaalwoord

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?
- Leestekens en hoe je ze gebruikt. 

- Waar en wanneer je hoofdletters gebruikt. 

- Wanneer je een formele of informele tekst schrijft. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijlregel 5, 6 en 7
5. Gebruik begrijpelijke woorden
6. Maak niet te lange zinnen
7. Vermijd stopwoorden

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Maak opdracht 16, 17 en 18 !

Kijk de tekst van je klasgenoot na.
Herschrijf je eigen tekst met de verbeteringen.

Huiswerk : Maak de zelftoets Formuleren 2.3

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijlregel 1 tm 7
1. Gebruik hoofdletters en leestekens
2. Gebruik geen afkortingen
3. Maak hele zinnen
4. Spreek je publiek op de juiste manier aan
5. Gebruik begrijpelijke woorden
6. Maak niet te lange zinnen
7. Vermijd stopwoorden

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies