Je krijgt zo een tekst. Deze tekst gaan we gezamenlijk lezen. Tijdens het lezen, lees je mee en omcirkel je moeilijke woorden/zinnen, die je niet goed begrijpt.
Je nummert nu eerst de tekst.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8
In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Close Reading
Je krijgt zo een tekst. Deze tekst gaan we gezamenlijk lezen. Tijdens het lezen, lees je mee en omcirkel je moeilijke woorden/zinnen, die je niet goed begrijpt.
Je nummert nu eerst de tekst.
Slide 1 - Tekstslide
Doel sessie 1
Ik weet waar de tekst over gaat en kan dit in mijn eigen woorden vertellen.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welke personen of dieren komen er voor in de tekst?
Slide 4 - Open vraag
Welk persoon/dier is in deze tekst het belangrijkst? Waarom denk je dat?
Kleur het bewijs hiervan geel. Bespreek dit vervolgens met je oogmaatje.
Slide 5 - Tekstslide
Omschrijf in je eigen woorden waar dit verhaal over gaat. Bedenk het eerst zelf en bespreek het erna aan je schoudermaatje. Samen vul je een antwoord in.
Slide 6 - Open vraag
Bespreek in je team wat het begin - midden - eind is van dit verhaal. Zet lijnen na het begin, na het midden en na het eind. Beargumenteer ook waarom jullie dat vinden.
Slide 7 - Tekstslide
Doel sessie 2
Ik begrijp wat er bedoeld wordt met bepaalde uitdrukkingen en ik leer de hoofdpersonen beter kennen.
Slide 8 - Tekstslide
In de eerste alinea staat: 'een grote stapel vee'. Wat betekent dat?
Slide 9 - Open vraag
De tweede alinea begint met: 'Ik heb gekalfd'. Wat betekent het woord 'gekalfd'?
Slide 10 - Open vraag
In de tekst staan verschillende uitdrukkingen. We zoeken er eerst samen 1. Daarna ga je het zelf proberen. Onderstreep de uitdrukkingen met rood en bespreek de betekenis met je schoudermaatje.
Slide 11 - Tekstslide
In de tekst gaat het over Barteljoris. Wie was Barteljoris?
Slide 12 - Open vraag
Kenmerken Barteljoris
Slide 13 - Woordweb
In de tekst staan verschillende tegenstellingen. Welke kom je allemaal tegen in de tekst en waar herken je ze aan? Onderstreep deze met blauw en bespreek ze met je oogmaatje.
Slide 14 - Tekstslide
Wie wordt er bedoeld met nummer veertienhonderdtwee?
Slide 15 - Tekstslide
Doel sessie 3
Ik kan verbanden, overeenkomsten en verschillen benoemen in de tekst. Ook kan ik mij beter inleven in de hoofdpersonen.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Hoe voelt de koe zich?
Slide 18 - Open vraag
Hoe zou veertienhonderdtwee zich voelen als zij in de tijd van vroeger zou leven?
Slide 19 - Open vraag
Wat wil de schrijver met dit verhaal vertellen? Bespreek het met je oogmaatje en vul 1 antwoord in.
Slide 20 - Open vraag
Waarom eindigt de schrijver met: 'Je bent in deze tijd geen koe, je bent alleen een uier'?
Slide 21 - Open vraag
Welke titel zou je aan dit gedicht geven?
Bedenk het eerst zelf, bespreek het daarna met je schoudermaatje en daarna met je team.