Opkomst Van Hitler | 6.2A

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Wat gaan we doen? 

• Voorstellen
  
•  Even serieus..
•  planning! 
•  We gaan verder! 

Even serieus... 

• Jassen uit 
  
•  Telefoon bij het begin van de les in de tas
• Ook oortjes uit..
•  We luisteren naar elkaar 

•  De planning 

Wat weet je nog van de laatste les?
(Er is geen goed of fout)

Dit mag van Adolf! 

Dit mag niet van Adolf!

Wat weet je al van deze meneer?

Verdrag van Versailles (1919)

Hoe voelde Hitler zich hierbij?

Bierkellerputsch (1923) = mislukt! 

Mein Kampf (1924)

Hierin zette hij de ideologie van de nationaalsocialisten uiteen.

• Eén sterke leider
• Nationalisme
• Militarisme
• Totalitaire samenleving
• Censuur
• Liet zich de Führer noemen
• Racisme (n.a.v. de rassenleer)

Bestseller!!

Verspreidde zijn ideeën via massamedia.

Welke kenmerken passen bij een totalitaire samenleving?

De totalitaire samenleving

De staat bepaalt het doen/denken van het volk.

Het individu mag zelf bepalen hoe hij/zij denkt.

Er is een democratie.

Er is een dictatuur.

Er is sprake van indoctrinatie en terreur.

Er is sprake van vrijheid van meningsuiting.

Adolf Hitler 

• Bierkellerputsch (1923)
• Mein Kampf (1924)
  
• Rijkskanselier (1933) 

Nationaalsocialisme 

De vaardigheid continuïteit en verandering gaat over zaken die hetzelfde of juist anders zijn na verloop van tijd. 

Jij moet kunnen:

• Je vergelijkt situaties uit verschillende tijdvakken met elkaar en met het heden.
• Je onderscheidt historische veranderingen in tempo (tamelijk snel en plotseling of langzaam en geleidelijk) en intensiteit.
• Continuiteit en verandering uitleggen op het gebied van politiek & bestuur, economie en sociale verhoudingen en in de cultuur & mentaliteit 

Hoe heet de mislukte staatsgreep van Hitler?

1. Verdrag van Versailles
2. Mein Kampf
3. Bierkellerputsch
4. Rijkskanselier

Tijdlijn (sam.)

• Verdrag van Versailles 
  
•  Mein Kampf
•  Bierkellerputsch 
•  Rijkskanselier Hitler 

Waarom?

Een tijdbalk tekenen

- Wanneer je deze uit kan leggen, beheers je de stof beter.

- Je oefent indirect met oorzaak/gevolg.

- Je kan gebeurtenissen beter plaatsen in de tijd (chronologie).