Engels - dialects and accents

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What are we going to do?
- Working in our workbook or make an English puzzle


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Working by yourselves
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

English Speaking World: Accents and Dialects 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is volgens jou het verschil tussen een dialect en een accent?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dialect vs. Accent
Een dialect is ontstaan vanuit een andere taal en is een taal op zich met eigen grammatica regels en woorden.
(Nederlands > Fries)


Een accent is geen taal, maar heeft puur met de uitspraak van woorden te maken. (Limburgs)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

US vs. UK

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

What accent was that?
A
Scottish
B
Welsh
C
South African
D
Irish

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

What accent was that?
A
South African
B
Indian
C
Australian
D
Canadian

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

What accent was that?
A
British
B
Scottish
C
Welsh
D
Canadian

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

What accent was that?
A
Australian
B
American
C
Canadian
D
New Zealand

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

What accent was that?
A
Australian
B
Welsh
C
Canadian
D
New Zealand

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dialect differences
In this next clip you'll find out about the differences in vocabulary.

The people are from:
- the US
- the UK
- Australia

Pay close attention!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Assignment
  • Find 2 English words that mean the same thing, but that are different in dialect.
    In Dutch: friet / patat)

  • Add the countries to the words!
                 

Slide 20 - Tekstslide

andere voorbeelden: elevator - lift, taxi - cab, etc.
Verwijs ook terug naar de andere voorbeelden uit het filmpje
Wat ga je nu doen?
Ga op onderzoek uit naar de verschillende Engelse accenten. Welke accenten zijn er allemaal?

Je schrijft een kort stukje (NL/EN) over je favoriete en je minst favoriete Engelse accent.

Je neemt het volgende op in je tekst:

- Welk accent je hebt gekozen en waarom je dit accent hebt gekozen.
- Wat dit accent interessant, leuk of boeiend maakt (of juist niet) en waarom? 
- Of je deze accenten zelf hebt opgezocht of dat de accenten je al bekend waren.

Klaar? Iets voor je zelf doen 



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies