Les 36 - 4H - 22/23 - Herhaling H3

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerkopdrachten §3.6
Kennis & Begrip (2 t/m 6)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welk onderdeel/paragraaf/begrip etc. van H3 vind je tot zover nog lastig te begrijpen?

Slide 5 - Open vraag

Overzicht H3
§ 3.1 - Wie is er verantwoordelijk voor ons welzijn?
§ 3.2 - De geschiedenis van de verzorgingsstaat + functies
§ 3.3 - Waar moet de verzorgingsstaat wel en niet in voorzien?
§ 3.4 - Onderwijs
§ 3.5 - Soorten verzorgingsstaten
§ 3.6 - De toekomst van de verzorgingsstaat: is het nog haalbaar?

Slide 6 - Tekstslide

§ 3.1 
De overheid of mensen zelf?

Slide 7 - Tekstslide

Welzijn

Slide 8 - Tekstslide

19

Slide 9 - Tekstslide

markt
overheid
particulier initiatief
Welfare triangle

Slide 10 - Tekstslide

Welfare triangle
Verzorgingsstaat = de overheid bemoeit zich actief met de welvaart en het welzijn van de bevolking.

Wanneer moeten mensen hun eigen problemen oplossen en wanneer moet de overheid helpen?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Verzorgingsstaat 
 = samenleving waarin de overheid zich garant stelt voor noodzakelijk geachte voorzieningen voor alle burgers

Voorzieningen:
  • Materieel goederen, geld (inkomen)
  • Immaterieel diensten (bijv. zorg)



Slide 16 - Tekstslide

§ 3.2
Verzorgingsstaat: betutteling of noodzaak?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Theorie 1: De Swaan
  • Industrialisering en arbeidsdeling. Zorgt voor >
  • Interdependentie: onontkoombare onderlinge afhankelijkheid in dagelijks leven.  Leidt tot >
  • Externe effecten: (negatieve) gevolgen voor indirect getroffenen (b.v: gevolgen van armoede, ziekte)
  • Dilemma van collectieve actie: individuele keuzes leiden tot collectieve ongewenste gevolgen (eigenbelang verhindert collectieve belangen)

==> Overheidswetgeving en de verzorgingsstaat: 
1. kan het dilemma van collectieve actie doorbreken
2. kan helpen om externe effecten te verminderen

Slide 23 - Tekstslide

Theorie 2: 
De arbeidersbeweging
  • Omstandigheden van werknemers 
  • Eind 19e eeuw ontstaan van vakbonden en politieke partijen voor arbeiders (SDAP / SDB)
  • Emancipatie arbeiders: streven naar vastleggen rechten in wetten!
  • Vakbonden en politieke partijen streefden ernaar om de rechten van arbeiders in wetgeving vast te leggen.

Slide 24 - Tekstslide

Theorie 3: 
De Gegoede Burgerij
- Druk vanuit de gegoede burgerij op de overheid voor meer sociale wetgeving
- Niet alleen verschil in arm en rijk, maar ook normen en waarden.
- In de ogen van de gegoede burgerij moesten de arbeiders 'beschaafder' worden: lezen, schrijven, zich goed gedragen... > Verheffen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

§ 3.3
Is een smartphone noodzakelijk?

Slide 29 - Tekstslide

Verzorgingsstaat 
 = samenleving waarin de overheid zich garant stelt voor noodzakelijk geachte voorzieningen voor alle burgers

Voorzieningen:
Materieel goederen, geld (inkomen)
Immaterieel diensten (bijv. zorg)

Maar: wat is noodzakelijk??


Slide 30 - Tekstslide

Wat heb je het MINST nodig om in je levensonderhoud te kunnen voorzien?
wasmachine
laptop
telefoon
lidmaatschap (sport)vereniging
TV
vervoer /OV-kaart
vakantie

Slide 31 - Poll

Draagkracht van de  leefeenheid

Slide 32 - Tekstslide

Uitkering moet hoog genoeg zijn om van te kunnen leven
Uitkering moet laag genoeg zijn zodat mensen willen werken
Het sociaal minimum: een afweging

Slide 33 - Tekstslide

§ 3.4
Onderwijs: een wondermiddel?

Slide 34 - Tekstslide

De Swaan over de leerplicht (1901)
  • De industriële samenleving had beter geschoolde krachten nodig
  • Dilemma van collectieve actie
  • Kwalificatieplicht >18 jaar (2007)

Slide 35 - Tekstslide

Artikel 23 (in eenvoudig Nederlands)
  1. De regering zorgt voor het onderwijs.
  2. Iedereen mag onderwijs geven. Maar de overheid houdt toezicht op het onderwijs (ook op mensen die onderwijs geven)
  3. De overheid zorgt voor openbaar onderwijs. Openbaar onderwijs is onderwijs voor iedereen. Ook voor mensen met een godsdienst of levensovertuiging. In de wet staat hoe de overheid zorgt voor het openbaar onderwijs.
  4. In elke gemeente moeten genoeg openbare basisscholen zijn. 
  5. In de wet staan de eisen die de overheid moet stellen aan de kwaliteit van het openbaar onderwijs en het bijzonder onderwijs. 
  6. De eisen voor de kwaliteit van het basisonderwijs zijn zo opgeschreven, dat de kwaliteit van het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs hetzelfde kan zijn. Het bijzonder onderwijs mag wel zelf bepalen welke boeken en andere leermiddelen het gebruikt. Ook mag het bijzonder onderwijs zelf bepalen welke onderwijzers lesgeven.
  7. Bijzondere basisscholen krijgen van de overheid evenveel geld als openbare basisscholen. In de wet staat hoeveel geld het bijzonder voortgezet onderwijs van de overheid krijgt.
  8. De regering stuurt ieder jaar een verslag aan de Eerste en Tweede Kamer. Daarin staat hoe het gaat met de kwaliteit van het onderwijs.
Bijzonder onderwijs = onderwijs op religieuze grondslag of  'algemeen bijzonder'  (pedagogisch/onderwijskundige visie)

Slide 36 - Tekstslide

Uitkomsten van onderwijs
  1. Leerprestaties, 
  2. Toegang tot de arbeidsmarkt 
  3. Het bevorderen van gelijke kansen 
  4. Het socialiseren van leerlingen in maatschappelijk betrokken burgers

Slide 37 - Tekstslide

3. Het bevorderen van gelijke kansen
4. Het socialiseren van leerlingen in maatschappelijk betrokken burgers
  • Verheffen
  • Verbinden (ondanks tegenstellingen arm/rijk, oud/jong, autochtoon/allochtoon)

Slide 38 - Tekstslide

Onderwijs als gelijkmaker?
  • arm-rijk
  • oud-jong
  • met migratieachtergrond - zonder migratieachtergrond

Slide 39 - Tekstslide

Naast verheffen: verbinden
Onderwijs zou eraan moeten bijdragen aan het 
legitiemer maken van sociale ongelijkheid

Ongelijke onderwijskansen zijn 
onrechtvaardig en onwenselijk

Tegenstellingen: arm en rijk (sociaal-economisch, nivelleren) | 
jong en oud (vergrijzing/ontgroening) | met en zonder migratieachtergrond

Slide 40 - Tekstslide

§ 3.5
Is onze verzorgingsstaat de beste?

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

§ 3.6
De toekomst: een participatiesamenleving?

Slide 43 - Tekstslide

De toekomst van de verzorgingsstaat?

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Druk op de verzorgingsstaat
Hoe maken we de verzorgingsstaat toekomstbestendig?

Slide 46 - Tekstslide

Participatiesamenleving
 
Samenleving waarin iedereen die dat kan geacht wordt verantwoordelijkheid te nemen voor de invulling van zijn eigen leven en voor zijn omgeving, zonder hulp van de overheid.

--> Een maatschappijvorm waarin iedereen zoveel mogelijk participeert.

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Overzicht H3
§ 3.1 - Wie is er verantwoordelijk voor ons welzijn?
§ 3.2 - De geschiedenis van de verzorgingsstaat + functies
§ 3.3 - Waar moet de verzorgingsstaat wel en niet in voorzien?
§ 3.4 - Onderwijs
§ 3.5 - Soorten verzorgingsstaten
§ 3.6 - De toekomst van de verzorgingsstaat: is het nog haalbaar?

Slide 49 - Tekstslide

timer
15:00
H3: Verzorgingsstaat
  • Mindmap

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide