2.6 Voeding en vertering bij zoogdieren

Thema 2 Voeding en vertering
Deze les:
  • §2.6 Voeding en vertering bij zoogdieren
  • Eetproblemen

Huiswerk: 
  • Opdracht 1 t/m 8 van §2.6
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Voeding en vertering
Deze les:
  • §2.6 Voeding en vertering bij zoogdieren
  • Eetproblemen

Huiswerk: 
  • Opdracht 1 t/m 8 van §2.6

Slide 1 - Tekstslide

§2.6 Voeding en vertering bij zoogdieren

  • Je kunt bij zoogdieren het verband aangeven tussen de voedselkeuze, de lengte van het darmkanaal en de kenmerken van het gebit. 

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijk de schedel van het konijn met de schedel van de kat!

Slide 3 - Tekstslide

herbivoor
omnivoor
carnivoor

Slide 4 - Tekstslide

knipkies

Slide 5 - Tekstslide

Carnivoren
  • Kort verteringsstelsel, platte buik 
  • Grote en scherpe hoektanden
  • Knipkiezen om stukken vlees af te
       kunnen scheuren
  • Kiezen glijden langs elkaar als bij
       een schaar

Slide 6 - Tekstslide

Herbivoren
  • Hebben een langer verteringsstelsel (bijv paard: 40 meter!)
  • Plantaardig materiaal lastiger af te breken vanwege cellulose vezels in celwand van de
      plantencel
  • Plooikiezen om voedsel fijn te malen
      en hebben meestal geen hoektanden


Slide 7 - Tekstslide

Variatie in spijsverteringsstelsels
Paarden hebben een langer darmkanaal dan tijgers, omdat zij herbivoor (planteneters) zijn en veel moeilijk te verteren voedsel eten.

Dat kun je zien aan de relatief dikke buik die paarden hebben, omdat er zoveel darmen in zitten.

Slide 8 - Tekstslide

Omnivoren
  • Middellang verteringsstelsel
  • Knobbelkiezen om voedsel fijn te malen
  • Hoektanden; bij sommige dieren groot om prooi te doden
       Bij sommige dieren even groot als de snijtanden 
  • Mensen koken en eten 
       veel met bestek



Slide 9 - Tekstslide

§2.6 Voeding en vertering bij zoogdieren

  • Je kunt bij zoogdieren het verband aangeven tussen de voedselkeuze, de lengte van het darmkanaal en de kenmerken van het gebit. 

Slide 10 - Tekstslide

Eetproblemen

Slide 11 - Tekstslide

  • Erfelijkheid
  • Lichamelijke factoren
  • Trauma
  • Angst
  • Zelfbeeld
  • Sociale vaardigheden
  • Gezinssituatie
  • Pesterijen
  • Communicatie
  • Mensen uit je omgeving
De verschillende 
effecten

Slide 12 - Tekstslide

  • Anorexia nervosa
  • Boulimia nervosa
  • Binge eating disorder, eetbuistoornis
3 voorbeelden van een eetstoornis

Slide 13 - Tekstslide

Anorexia nervosa
Heeft honger, maar eet heel weinig

Kenmerken:
Negatief zelfbeeld
Angst om dik te worden 
Kcal beperken
Maaltijden overslaan
Veel sporten

Slide 14 - Tekstslide

Boulimia nervosa
Periode van eetaanvallen en periode van overgeven/laxeren
Persoon kan normaal
lichaamsgewicht hebben

Kenmerken:
Negatief zelfbeeld
Angst om dik te worden
Braken
Gebruik van laxeermiddelen
Veel sporten

Slide 15 - Tekstslide

binge eating disorder (BED)
Eetbuistoornis
Eetbuien stoornissen 

Kenmerken:
Vaak overgewicht.
vanwege het vele overeten

De patient braakt niet
en gebruikt geen laxeermiddelen.


Slide 16 - Tekstslide

Gevolgen van een eetstoornis
  • Vermoeidheid
  • Menstruatie valt weg
  • Tanden worden aangetast
  • Beschadiging slokdarm
  • Verlaagde weerstand
  • Uitdrogen
  • Ernstige voedingstoffen te korten
  • Nierbeschadiging
  • Organen gaan kapot
  • Onvruchtbaar
  • Vroegtijdig overlijden 

Slide 17 - Tekstslide

  • Eetproblemen gaan meestal niet vanzelf over
  • Hoe eerder je hulp krijgt, hoe beter.

  • Over je problemen praten is een eerste belangrijke stap.
    Probeer met een bekende te praten of ga naar je huisarts.
  • Schaam je niet, eetproblemen komen veel voor.

Slide 18 - Tekstslide

Thema 2 Voeding en vertering
Deze les:
  • §2.6 Voeding en vertering bij zoogdieren

Huiswerk: 
  • Opdracht 1 t/m 8 van §2.6

Slide 19 - Tekstslide