In tekening 1 van afbeelding 1 is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.
Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier.
A
juist
B
onjuist
1 / 42
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3
In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
In tekening 1 van afbeelding 1 is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.
Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier.
A
juist
B
onjuist
Slide 1 - Quizvraag
In tekening 1 van afbeelding 1 is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.
Het jonge dier hetzelfde genotype als het volwassen dier.
A
juist
B
onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Alle kinderen uit één gezin hebben hetzelfde DNA.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Bacteriën planten zich meestal niet geslachtelijk voort, maar door deling. Bacteriën die uit één ouder ontstaan door deling, hebben hetzelfde genotype.
A
jusit
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
In de kern van een lichaamscel van een mens zitten 46 chromosomen.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Een albino is een mutant.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Als een gen aan staat, maakt de cel een bepaald eiwit.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Bij de productie van bier en zuurkool wordt biotechnologie toegepast.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
De eerste levensvormen leefden op het land.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Elke celkern in de longen van een koe bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van die koe.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Straling is een mutagene invloed.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
In de kern van een cel van een kat zitten 19 chromosomen. Deze cel is een lichaamscel.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Alle eicellen van een vrouw hebben hetzelfde genotype.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Een labradorhond en een herdershond behoren tot dezelfde soort.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Thea en Nico doen de volgende beweringen over chromosomen. Nico: ‘Chromosomen bevatten veel genen.’ Thea: ‘Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.’
Wie heeft, of wie hebben gelijk?
A
Alleen Nico.
B
Alleen Thea
C
Thea en Nico hebben beide gelijk
D
Thea en Nico hebben beide ongelijk
Slide 16 - Quizvraag
Het klein robertskruid is een plant uit de ooievaarsbekfamilie. De eicellen van deze plant bevatten 16 chromosomen.
Hoeveel chromosomen bevat een cel van een blad van het klein robertskruid?
A
8
B
16
C
32
D
64
Slide 17 - Quizvraag
Hoeveel miljoen jaar geleden begon de ontwikkeling van de apen van de oude wereld als aparte groep?
A
Ongeveer 25 miljoen jaar geleden.
B
Ongeveer 35 miljoen jaar geleden.
C
Ongeveer 37 miljoen jaar geleden.
D
Ongeveer 43 miljoen jaar geleden.
Slide 18 - Quizvraag
Aan welke groep zijn de gorilla’s het meest verwant?
A
Aan de apen van de nieuwe wereld.
B
Aan de apen van de oude wereld.
C
Aan de chimpansees.
D
Aan de gibbons.
Slide 19 - Quizvraag
Op welk moment komt het genotype van een baby tot stand?
A
Op het moment van de vorming van de eicel.
B
Op het moment van de vorming van de zaadcel die de eicel bevrucht
C
Op het moment van de bevruchting van de eicel.
D
Op het moment van de geboorte van de baby.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de defenitie evolutie?
A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Evolutie is de ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is de grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.
D
Dat bestaat niet, het is een verzonnen iets.
Slide 21 - Quizvraag
Bij mensen zitten in iedere celkern 46 chromosomen. Een ouderpaar heeft twee dochters. De dochters berekenen hoeveel van hun chromosomen, in theorie, precies hetzelfde kunnen zijn.
Hoeveel chromosomen kunnen er maximaal hetzelfde zijn bij de twee dochters?
A
22
B
23
C
45
D
46
Slide 22 - Quizvraag
Bij de mens is de vorm van de oorlelletjes erfelijk bepaald. Er is een gen voor oorlelletjes die vastzitten aan het hoofd en een gen voor oorlelletjes die loshangen. Een man heeft loshangende oorlelletjes en heeft voor deze eigenschap twee ongelijke genen. Drie cellen van deze man zijn: 1 een cel in een oorlelletje; 2 een cel in de wand van een gehoorgang; 3 een zaadcel. In welke van deze cellen is in de celkern zeker het gen voor vastzittende oorlelletjes aanwezig? Ga ervan uit dat er geen mutaties zijn.
Slide 23 - Open vraag
Biotechnologie wordt onder andere toegepast bij de productie van stoffen die wij als mens nodig hebben. Dit gebeurt door bijvoorbeeld bacteriën
Noem een groep producten waarbij er tijdens de productie gebruikmaakt van biotechnologie.
Slide 24 - Open vraag
klik op de afbeedling voor de vraag!
Slide 25 - Open vraag
Is gebeurtenis 1 noodzakelijk voor het ontstaan van de twee soorten? En gebeurtenis 2? Leg je antwoord uit. (klik op afbeelding voor groter)
Slide 26 - Open vraag
Wat is het genotype?
A
alle chromosomen van een organisme
B
de zichtbare uitdrukking van de erfelijke informatie van een organisme
C
de genetische code van een organisme
D
de erfelijke genetische code voor eigenschappen van organismen
Slide 27 - Quizvraag
Wat is het fenotype?
A
de zichtbare uitdrukking van de erfelijke informatie van organismen
B
de zichtbare uitdrukking van alle informatie van de genen
C
de zichtbare uitdrukking van de dominante erfelijke informatie van organismen
D
de zichtbare combinatie van erfelijke informatie en omgevingsfactoren
Slide 28 - Quizvraag
Hoeveel chromosomen zitten er in 1 eicel en hoeveel chromosomen zitten er in 1 spermacel van de mens?
A
46, 46
B
46,23
C
23,46
D
23,23
Slide 29 - Quizvraag
Hoeveel chromosomen bevinden zich in een levercel als deze zich net gedeeld heeft door mitose?
A
46
B
23
C
92
Slide 30 - Quizvraag
Kijk goed naar dit kruisingsschema. Wat is het genotype van de F1?
A
AA, Aa, aa
B
Aa, Aa
C
AA, aa
D
AA,AA
Slide 31 - Quizvraag
Kijk goed naar dit kruisingsschema. Wat is het genotype van de oudergeneratie (P)?
A
Aa, Aa
B
AA, Aa
C
AA, aa
D
AA,AA
Slide 32 - Quizvraag
Kijk goed naar de afbeelding. Dit is een ... van een ...
A
Kardiogram, man
B
chromosomenkaart, vrouw
C
kardiogram, vrouw
D
chromosomenkaart, man
Slide 33 - Quizvraag
Kijk naar de afbeelding. Hoe zijn de chromsomen aantallen verdeeld over de eicel, spermacel en de bevruchtte eicel?
A
eicel: 23, spermacel: 23, bevruchtte eicel: 23
B
eicel: 23, spermacel: 23, bevruchtte eicel: 46
C
eicel: 46, spermacel: 46, bevruchtte eicel: 46
D
eicel: 46, spermacel: 46, bevruchtte eicel: 92
Slide 34 - Quizvraag
Een vrouw is dominant heterozygoot voor de haarkleur zwart. Het gen voor haarkleur is Z. Haar genotype is ..
A
BB
B
bb
C
Bb
D
BBbb
Slide 35 - Quizvraag
Lees de informatie: Een vrouw is dominant homozygoot voor de haarkleur zwart. Het gen voor haarkleur is Z. Haar genotype is ..
A
ZZ
B
zz
C
Zz
D
zZ
Slide 36 - Quizvraag
Het gen voor ogen is B/b. Bruine ogen is dominant, blauwe ogen recessief. Een man heeft het genotype BB. Dit betekent ...
A
De man is heterozygoot voor bruine ogen
B
De man is homozygoot voor bruine ogen
C
De man is heterozygoot voor blauwe ogen
D
De man is homozygoot voor blauwe ogen
Slide 37 - Quizvraag
Het gen voor ogen is B/b. Bruine ogen is dominant, blauwe ogen recessief. Een man heeft het genotype bb en krijgt nakomelingen met een vrouw met genotype BB. Zijn fenotype in de F1 zal zijn ..
A
50% blauwe ogen en 50 % bruine ogen
B
100% bruine ogen
C
100 % blauwe ogen
Slide 38 - Quizvraag
Bij de eigenschap oogkleur bij de mens heb je naast bruine en blauwe ogen ook groene ogen. Beide genen zijn dan in uitdrukkingskracht even sterk. De eigenschap is dan ..
A
dominant voor groen
B
recessief voor groen
C
intermediair
Slide 39 - Quizvraag
Welke eigenschap is dominant, ziek of gezond? Aan welke kruising kun je dat zien?
Slide 40 - Open vraag
Vachtkleur: A = zwart; a = rood Vachttekening: B = effen; b = bont
Koe 1: is heterozygoot kleur ; homozygoot tekening Koe 2: Homozygoot kleur ; heterozygoot tekening Noteer het kruisingsschema
Slide 41 - Open vraag
Maak het kruisingsschema van de kruising van cavia 11 en 12.