Irregular Verbs Quiz

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn irregular verbs???
Woorden die in de verleden en voltooide tijd steeds een andere vorm krijgen in plaats van -ed . Ze zijn niet regelmatig.
I walk -She walked-She has walked
I see - She saw - She has seen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe weet je wanneer je welke vorm moet gebruiken?



1ste = tegenwoordige tijd, hele werkwoord
Today I see
2de rijtje= verleden tijd 
Yesterday I saw
3de rijtje = voltooid deelwoord
I have seen

Slide 3 - Tekstslide

We gaan een quiz doen!
Laat zien hoe goed je deze woorden al kent!!


Slide 4 - Tekstslide

Irregular verbs zijn werkwoorden die
A
in de verleden tijd eindigen op - ed
B
in de verleden tijd eindigen op -ing
C
in de verleden tijd niet eindigen op - ed,
D
je niet in de verleden tijd kunt zetten

Slide 5 - Quizvraag

Irregular verbs

to …….. - was- been
A
do
B
am
C
be
D
are

Slide 6 - Quizvraag

Irregular verbs

to come - ……. - …...
A
comed - comed
B
came - come
C
came - camed
D
come- come

Slide 7 - Quizvraag

Irregular verbs

To make - ….. - …...
A
made - made
B
maked - makes
C
mede - made
D
made - maked

Slide 8 - Quizvraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
choose one
A
To give - gived -gived
B
To give -gave- given
C
To give - gift -given
D
To give -gave-giving

Slide 9 - Quizvraag

Irregular verbs

To have - ….. - …...
A
has- had
B
had - had
C
haved - haved
D
has - haved

Slide 10 - Quizvraag

Irregular verbs

to go - …... - …….
A
was - were
B
got - got
C
goed - gone
D
went - gone

Slide 11 - Quizvraag

Irregular verbs

to give - …... - …….
A
gaved - given
B
given - gave
C
give - give
D
gave - given

Slide 12 - Quizvraag

Irregular verbs

to go - ……. - …...
A
goed - went
B
went - gone
C
goes - goes
D
go- goes

Slide 13 - Quizvraag

Irregular verbs:
Which one is correct?
Zien
A
to see - saw - sew
B
to see - seed - sedded
C
to see - sew - seed
D
to see - saw - seen

Slide 14 - Quizvraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
geven
A
To give - gived - given
B
To give - gave - given
C
To give - gove - gave
D
To give - gave - gove

Slide 15 - Quizvraag

Irregular verbs

to make - ……. - made
A
made
B
make
C
maked
D
maded

Slide 16 - Quizvraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
praten
A
To speak- spoke - spoken
B
To speak - speak - speaked
C
To spoke - spoked - spoked
D
To speak - spoke - speak

Slide 17 - Quizvraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
rennen
A
To run-ran-run
B
To run-run-run
C
To run-rin-ron
D
To run-ran-ran

Slide 18 - Quizvraag

Grammar: Irregular verbs
Which one is correct?
slapen
A
To sleep-sleept-slept
B
To sleep-slept-slept
C
To sleep-slept-sleept
D
To slep-slept-slept

Slide 19 - Quizvraag

Irregular verbs
do - did - ............

Slide 20 - Open vraag

Irregular verbs: to eat - ? - eaten

Slide 21 - Open vraag

Irregular verbs
to write - ......... - written

Slide 22 - Open vraag

Irregular verbs:
speak - ....... - .......

Slide 23 - Open vraag

Irregular verbs
buy - .......... - ............

Slide 24 - Open vraag

Irregular verbs
know - ......... - .........

Slide 25 - Open vraag

Irregular verbs:
have - ...... - ........

Slide 26 - Open vraag

Irregular verbs
go - went - ............

Slide 27 - Open vraag

Irregular verbs. How did you do?
A
green
B
yellow
C
red

Slide 28 - Quizvraag

Finished!
Well done!


Next lesson: LVS
Next week : Project

Slide 29 - Tekstslide