Les klas 4 - vergrotende trap

BONJOUR
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

BONJOUR

Slide 1 - Tekstslide

    Programme
exercice d'écoute
Les comparatifs
Questions

Slide 2 - Tekstslide

A: Ivan parle de son passe-temps

chapitre 1 - exercices 1 + 2

Slide 3 - Tekstslide

de trappen van vergelijking

Slide 4 - Tekstslide

+ meer dan / = even als / - minder dan

+   PLUS  (BNW)  QUE

=   AUSSI (BNW) QUE

-   MOINS (BNW) QUE

Obelix est plus grand qu'Asterix.



Slide 5 - Tekstslide

exemples

Michelle is groter dan jij. (meer groot dan)

Michelle est  plus grande que toi.


Hij is even sportief als Anne.
Il est aussi sportif qu'Anne.


Mijn broers zijn minder sterk in Frans dan ik.

Mes frères sont moins forts en français que moi.

Slide 6 - Tekstslide

uitzondering:  bon 


goed ->  goeder  -> beter

bon -> plus bon -> meilleur


Le livre est meilleur que le film.

Het boek is beter dan de film.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

le comparatif = de vergrotende trap


= even ....... als
je gebruikt plus/moins + bijvoeglijk naamwoord
= groter dan
of
minder groot dan
je gebruikt aussi  + bijvoegijk naamwoord

Slide 9 - Tekstslide

le superlatif = de overtreffende trap
je gebruikt le/la/les plus + bijvoeglijk naamwoord
= het grootst


Slide 10 - Tekstslide

OVERTREFFENDE TRAP

Slide 11 - Tekstslide

voorbeelden

Slide 12 - Tekstslide

UITZONDERINGEN

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Faites une phrase!
Maak een zin waarin je de twee afbeeldingen 
op de volgende dia vergelijkt.
Schrijf de zin eerst op een blaadje en vul hem daarna in.

Slide 16 - Tekstslide

Emmanuel Macron
Donald Trump

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf een zin waarin je de twee presidenten vergelijkt

Slide 18 - Open vraag

Le superlatif
De overtreffende trap

Slide 19 - Tekstslide

encore 2 exemples:

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Je kunt de trappen van vergelijking ook gebruiken 
met een werkwoord:                                       hij rent sneller dan ik
(autant ........que, moins........ que,                  il court plus vite que moi
plus ........que)
met een bijwoord:                                            hij zingt beter dan ik
(aussi...... que, moins....... que,                         il chante mieux que moi
plus....... que)
met een zelfstandig naamwoord:              hij heeft meer geld dan ik   
(autant de.......que, moins de.....que              il a plus d'argent que moi
plus de.....que)          

Slide 23 - Tekstslide

natuurlijk zijn er een paar uitzonderingen 
bon (ne) (s) (nes)      meilleur (e) (s) (es)     le, la, les meilleur (e) (s) (es)
bien                                mieux                              le mieux
(dit is het bijwoord, daar is geen vrouwelijk of meervoud van)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Questions?

Slide 26 - Tekstslide

Jean est né en 2005. Paul est né en 2006. Paul est donc....
A
plus âgé
B
moins âgé
C
aussi âgé

Slide 27 - Quizvraag

Marianne mesure 1m67. Monique mesure 1m80. Monique est donc......
A
plus grande
B
aussi grande
C
moins grande

Slide 28 - Quizvraag

Astérix est ................... qu'Obélix
A
plus grand
B
plus petit
C
aussi grand

Slide 29 - Quizvraag

Vertaal:
Die kat is kleiner dan een hond

A
Ce chat est plus petit qu'un chien
B
Ce chat est plus petite qu'un chien
C
Ce chat est aussi petit qu'un chien
D
Ce chat est moins petit qu'un chien

Slide 30 - Quizvraag

Vertaal:
Dat boek is beter dan de film
A
Ce livre est plus meilleur que le film
B
Ce livre est meilleur que le film
C
Ce livre est aussi meilleur que le film
D
Ce livre est moins meilleure que le film

Slide 31 - Quizvraag

Vertaal:
De jurk is even duur als de rok
A
La robe est plus cher que la jupe
B
La robe est moins chère que la jupe
C
La robe est aussi cher que la jupe
D
La robe est aussi chère que la jupe

Slide 32 - Quizvraag

Quelle phrase est correcte?
Het grootste meisje!
A
La plus grande fille!
B
Le plus grand fille!
C
La fille la plus grande!
D
La fille le plus grand!

Slide 33 - Quizvraag

Quelle phrase est correcte?
Het aardigste meisje!
A
La plus sympa fille!
B
Le plus sympa fille!
C
La fille plus sympa!
D
La fille la plus sympa!

Slide 34 - Quizvraag

Le superlatif féminin de bon est:
A
la meilleure
B
la plus bonne
C
la plus meilleure
D
la bonne

Slide 35 - Quizvraag

Vertaal:
het is de interessantste film
A
C'est le plus intéressant film
B
C'est le film le plus intéressant

Slide 36 - Quizvraag

Vertaal:
het is het mooiste huis
A
C'est la meilleure maison
B
C'est la plus bonne maison
C
C'est la plus belle maison
D
C'est la maison la plus belle

Slide 37 - Quizvraag

Vertaal:
Hij is de beste leraar
A
Il est le prof le plus bon
B
Il est le plus beau prof
C
Il est le prof meilleur
D
Il est le meilleur prof

Slide 38 - Quizvraag

La prononciation de Jean est (bon, +)que la prononciation de Paul

Slide 39 - Open vraag

C'est (beau ++) livre.

Slide 40 - Open vraag

Obélix est (intelligent -) qu'Astérix.

Slide 41 - Open vraag

Marianne est (= gentil) que sa soeur.

Slide 42 - Open vraag

c'est fini

Slide 43 - Tekstslide