V3: donderdag 29 oktober

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

1. Samengesteld of enkelvoudig?
De leerlingen lezen de uitleg en maken de opdracht.

A
samengesteld (meerdere pv's)
B
enkelvoudig (één pv)

Slide 14 - Quizvraag

2. Ondergeschikt of nevengeschikt?
De leerlingen lezen de uitleg en maken de opdracht.

A
ondergeschikt (hoofdzin + bijzin)
B
nevengeschikt (hoofdzin + hoofdzin)

Slide 15 - Quizvraag

1. Samengesteld of enkelvoudig?
De kleuter eet fruit als tussendoortje, omdat dit gezond is.
A
enkelvoudig (één pv)
B
samengesteld (meerdere pv's)

Slide 16 - Quizvraag

2. Nevengeschikt of ondergeschikt?
De kleuter eet fruit als tussendoortje, omdat dat gezond is.
A
nevengeschikt (hz + hz)
B
ondergeschikt (hz + bz)

Slide 17 - Quizvraag

3. Wat is de bijzin?
De kleuter eet fruit als tussendoortje, omdat dat gezond is.
A
De kleuter eet fruit als tussendoortje
B
omdat dat gezond is

Slide 18 - Quizvraag

3. Voor welk woord kan je de bijzin vervangen? 'De kleuter eet fruit als tussendoortje, omdat dat gezond is'

Slide 19 - Open vraag

4. Wat is de functie van de bijzin in de zin 'De kleuter eet fruit als tussendoortje, omdat dat gezond is'?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
bijwoordelijke bepaling
D
meewerkend voorwerp

Slide 20 - Quizvraag

1. Samengesteld of enkelvoudig?
De docente, wie gek is op haar vak, werkt vandaag thuis.
A
enkelvoudig (één pv)
B
samengesteld (meerdere pv's)

Slide 21 - Quizvraag

2. Nevengeschikt of ondergeschikt?
De docente, wie gek is op haar vak, werkt vandaag thuis.
A
nevengeschikt (hz + hz)
B
ondergeschikt (hz + bz)

Slide 22 - Quizvraag

3. Wat is de bijzin?
De docente, wie gek is op haar vak, werkt vandaag thuis.
A
wie gek is op haar vak
B
De docente werkt vandaag thuis

Slide 23 - Quizvraag

3. Voor welk woord kan je de bijzin vervangen? 'De docente, wie gek is op haar vak, werkt vandaag thuis.'

Slide 24 - Open vraag

4. Wat is de functie van de bijzin in de zin 'De docente, wie gek is op haar vak, werkt vandaag thuis'
A
bijvoeglijke bepaling
B
bijwoordelijke bepaling
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 25 - Quizvraag

1. Samengesteld of enkelvoudig?
Sinterklaas geeft cadeaus aan wie zich goed heeft gedragen.
A
enkelvoudig (één pv)
B
samengesteld (meerdere pv's)

Slide 26 - Quizvraag

2. Nevengeschikt of ondergeschikt?
Sinterklaas geeft cadeaus aan wie zich goed heeft gedragen.
A
nevengeschikt (hz + hz)
B
ondergeschikt (hz + bz)

Slide 27 - Quizvraag

3. Wat is de bijzin?
Sinterklaas geeft cadeaus aan wie zich goed heeft gedragen.
A
Sinterklaas geeft cadeaus
B
aan wie zich goed heeft gedragen

Slide 28 - Quizvraag

3. Voor welk woord kan je de bijzin vervangen? 'Sinterklaas geeft cadeaus aan wie zich goed heeft gedragen.'

Slide 29 - Open vraag

4. Wat is de functie van de bijzin in de zin 'Sinterklaas geeft cadeaus aan wie zich goed heeft gedragen.'
A
onderwerp
B
gezegde
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 30 - Quizvraag

Hoe ging het? Wat vond je moeilijk? Waar wil je maandag uitleg over?

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide