Wat is het verschil tussen een TIA en een herseninfarct?
A
Een TIA is altijd een hersenbloeding
B
Een infarct is altijd een hersenbloeding
C
Een infarct gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen
D
Een TIA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen
Slide 4 - Quizvraag
Wat is Parkinson?
A
Stoornissen in je handen
B
Je hebt een geestelijke aandoening
C
Stoornissen in beweging
D
ADHD
Slide 5 - Quizvraag
Bij parkinson
A
is de myeline schede aangetast
B
is de aansturing naar de spieren verdwenen
C
is er een tekort aan neurotransmitter dopamine
D
is er teveel aan insuline
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn symptomen van Parkinson?
A
Beven
B
Bewegingstraagheid
C
Stijfheid
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 7 - Quizvraag
Wat is MS?
A
Motorische sensitisatie
B
MotoSensoriek
C
Multi Sensorisch
D
Multiple Sclerose
Slide 8 - Quizvraag
Bij MS is de myeline aangetast, welk gedeelte van een axon is dit?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 9 - Quizvraag
Behoort MS tot de spierziekten?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quizvraag
Een dwarslaesie zit altijd
A
rond de middel
B
kan in het hele ruggenmerg zijn
C
rond de ribbenkast
D
bij het staartbeen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is geen veel voorkomende complicatie van een dwarslaesie?
A
Decubitus
B
Blaasretentie
C
Pijn in aangedane deel
D
Oedeem in aangedane deel
Slide 12 - Quizvraag
Hoe vaak komt epilepsie voor?
A
1 op de 500-600 mensen
B
1 op de 100-150 mensen
C
1 op de 25-50
D
1 op de 750-1000
Slide 13 - Quizvraag
Geen symptoom van epilepsie is....
A
Urine laten lopen
B
Bloed uit de mond
C
Braken
D
Bewustzijnsverlies
Slide 14 - Quizvraag
Als de ene epilepsie aanval de andere aanval opvolgt noem je dit
A
tonisch klonische aanval
B
myoklonische aanval
C
status epilepticus
D
absence
Slide 15 - Quizvraag
Wat gebeurt er in de tonische fase?
A
Verkramping en verstijving van je lichaam
B
Verslapping van je lichaam
Slide 16 - Quizvraag
Jouw zorgvrager krijgt een tonisch klonische aanval en deze duurt 7 min Wat zie je en wat doe je?
A
Bij bewustzijn met schokken in armen en benen, geen arts bellen.
B
Buiten bewustzijn met verstijving, arts bellen
C
Buiten bewustzijn met schokken, beven en verstijving. Arts bellen
D
Buiten bewustzijn met schokken, beven en verstijving. Geen arts bellen
Slide 17 - Quizvraag
Tijdens de tonische fase is het verstandig om de patiënt in stabiele zijligging te leggen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Nogal wat mensen met een verstandelijke beperking hebben epilepsie. De ernst van een epileptische aanval kan per aanval verschillen. Sommige cliënten hebben last van wegrakingen die je nauwelijks kunt waarnemen. Hoe heten deze wegrakingen?
A
Absences
B
Status Epilepticus
C
Tonisch-klonisch
D
Dwalingen
Slide 19 - Quizvraag
Je spreekt van een verstandelijke beperking als deze is ontstaan...
A
Bij de geboorte
B
Voor je 16 de jaar
C
Voor je 10 de jaar
D
Voor je 18de jaar
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een postnatale oorzaak van een verstandelijke beperking?
A
Afwijkingen in het erfelijkheidsmateriaal
B
Hersenbeschadiging tijdens de geboorte
C
Een ongeluk na de geboorte
Slide 21 - Quizvraag
Bij welk syndroom is de plotselinge stilstand in de ontwikkeling kenmerkend?
A
Rett syndroom
B
Fragiele X-syndroom
C
Prader Willi syndroom
D
Down syndroom
Slide 22 - Quizvraag
Ben je klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃
Slide 23 - Poll
Module 12 3.5 Toets Onderdeel 2
Uitwerking ziektebeeld: Je werkt één van de ziektebeelden uit die in het bestand in de wiki staat.
Bij de uitwerking van de opdracht mag je naslagwerk gebruiken. Lever je document uiterlijk 19 september in bij Teams.