In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefenquiz theorie Lezen
Slide 1 - Tekstslide
Welke vijf leesstrategieën hebben we geleerd?
Slide 2 - Open vraag
Welke vijf tekstdoelen hebben we geleerd?
Slide 3 - Open vraag
Welke leesstrategie moet je in de volgende situaties gebruiken?
Slide 4 - Tekstslide
Je zoekt in de spelregels van een spel hoeveel kaarten elke speler moet krijgen. Welke leesstrategie gebruik je?
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Intensief lezen
D
Lerend lezen
Slide 5 - Quizvraag
Stel dat je een te klein t-shirt hebt gekocht. Je mag het gratis binnen 14 dagen retourneren, maar je weet niet meer op welke datum je het t-shirt gekocht hebt. Je pakt het bonnetje erbij. Welke leesstrategie pas je toe?
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Intensief lezen
D
Lerend lezen
Slide 6 - Quizvraag
Stel dat je op internet een tekst vindt die je denkt te kunnen gebruiken voor een werkstuk over de Nederlandse Spoorwegen, maar je weet nog niet zeker of die bij je werkstuk past. Welke leesstrategie past je toe om daar achter te komen?
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Intensief lezen
D
Lerend lezen
Slide 7 - Quizvraag
Stel dat je op zolder een dagboek vindt van een familielid die 300 jaar geleden heeft geleefd. Je wilt graag weten wat hij allemaal te vertellen heeft in het dagboek. Welke leesstrategie pas je toe?
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Intensief lezen
D
Lerend lezen
Slide 8 - Quizvraag
Welke tekst heeft het tekstdoel informeren? Meerdere antwoorden kunnen mogelijk zijn.
A
Een blog over hoe handig de nieuwst iPhone is
B
Een appje over de snelste route naar school.
C
Een filmrecensie in de krant
D
Een nieuwsbericht over de oorlog
Slide 9 - Quizvraag
Welke tekst is een informerende tekst?
A
Een blog over hoe handig de nieuwste iPhone is
B
Een appje over de snelste route naar school
C
Een filmrecensie in de krant
D
Een nieuwbericht over de oorlog
Slide 10 - Quizvraag
Leg uit wat het verschil is tussen informeren en amuseren.
Slide 11 - Open vraag
Leg uit wat een objectieve tekst is.
Slide 12 - Open vraag
Wat is het verschil tussen overtuigen en activeren?
Slide 13 - Open vraag
Wat is het verschil tussen overtuigen en beschouwen?
Slide 14 - Open vraag
Sleep het tekstdoel naar het juiste vakje toe.
Tekstdoelen:
De schrijver wil de lezer vermaken met zijn tekst.
De schrijver wil dat de lezer iets nieuws leert over een onderwerp.
De schrijver wil dat de lezer na het lezen van de tekst iets gaat doen.
De schrijver geeft zijn mening en met argumenten verdedigt hij zijn mening.
De schrijver wil dat de lezer zelf een eigen mening kan vormen.
Informeren
Overtuigen
Beschouwen
Activeren
Amuseren
Slide 15 - Sleepvraag
Wat is de vaste indeling van de meeste teksten?
Slide 16 - Open vraag
Wat kan er NIET in een goed slot staan?
A
Conclusie
B
Samenvatting
C
Stelling
D
Meer achtergrondinformatie
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de functie van de inleiding?
Slide 18 - Open vraag
Wat is de functie van de kern?
Slide 19 - Open vraag
Welke drie functies kan het slot hebben?
Slide 20 - Open vraag
De volgende zinnen komen uit een inleiding, kern of slot.
Slide 21 - Tekstslide
De derde reden is dat stikstof de veiligheid van ons drinkwater bedreigt.
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
Slide 22 - Quizvraag
Het fijnstof van houtrook is gevaarlijk voor de gezondheid, waarschuwen ruim twintig organisaties. Waarom zou dat zo zijn en mogen we straks nog wel een vuurtje stoken?
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
Slide 23 - Quizvraag
Als je dus de volgende keer weer met de auto in de file staat, probeer de tijd dan te doden door iets te doen. Niets doen zorgt juist voor meer frustratie.
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
Slide 24 - Quizvraag
Noem een woordraadstrategie om achter de betekenis van een moeilijk woord te komen.
Slide 25 - Open vraag
In elke zin staat een moeilijk, onderstreept woord. Welke woordraadstrategie moet je in de volgende situaties gebruiken?
Slide 26 - Tekstslide
Dat gaat dus nimmer nooit niet gebeuren.
Slide 27 - Open vraag
Ik heb toch gezegd dat het niet geoorloofd is! Jij denkt dat alles is toegestaan.
Slide 28 - Open vraag
Zij heeft de toets feilloos gemaakt. Hij daarentegen heeft ontzettend veel fouten gemaakt.
Slide 29 - Open vraag
Waarom gedraag jij je zo pathetic? Je hoeft niet de hele dag zo ellendig te doen.
Slide 30 - Open vraag
Het arsenaal is een historisch pand. Arsnenaal is de bewaarplaats voor wapens.
Slide 31 - Open vraag
Afbeeldingen kunnen illustratief of functioneel zijn. Leg uit wat het verschil is tussen een functioneel beeld en een illustratief beeld.
Slide 32 - Open vraag
Illustratief of functioneel beeld?
Slide 33 - Open vraag
Illustratief of functioneel beeld?
Slide 34 - Open vraag
Wat moet je nu nog doen om een goed cijfer te halen voor de leestoets op vrijdag? Denk aan: samenvatting afmaken, aantekeningen leren, vragen stellen,