1.4 inkomens/uitgaven/omrekenen tijd/reserveren

Bij welke vraag/vragen van 1.3 heb je nog hulp nodig?
1 / 22
volgende
Slide 1: Open vraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bij welke vraag/vragen van 1.3 heb je nog hulp nodig?

Slide 1 - Open vraag

Slide 2 - Tekstslide

De leerdoelen
Aan het einde van deze les:
1. Kun je drie soorten inkomens noemen
2. Kun je drie soorten uitgaven noemen
3. Kun je omrekenen van week naar maand en andersom
4. Weet je wat een reservering is en hoe je deze kunt uitrekenen

Slide 3 - Tekstslide

1. Welke inkomsten heb jij?
2. Welke uitgaven doe jij vaak?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Joep en David
Joep krijgt € 8 zakgeld per week.
David krijgt € 34 zakgeld per maand.

Wie krijgt het meest?

Slide 8 - Tekstslide

Omrekenen
Van week naar maand:  weekbedrag x 52 :12
Van maand naar week:  maandbedrag x 12 : 52


Slide 9 - Tekstslide

(49) Je laat elke dag de hond van de buren een keer uit. Daarvoor krijg je 7,50 per week. Hoeveel is dat is per maand?

Slide 10 - Open vraag

(50) Op de begroting van Richard staat dat hij € 26 zakgeld per maand heeft. Bereken hoeveel dat per week is.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Je wilt over een jaar een tablet van € 395 kopen.
Je hebt van de winkel nog een tegoedbon van € 65

a. Welk bedrag heb je nodig?
b. Hoeveel maanden kun je reserveren?
c. Bereken de reservering per maand.


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De leerdoelen
Aan het einde van deze les:
1. Kun je drie soorten inkomens noemen
2. Kun je drie soorten uitgaven noemen
3. Kun je omrekenen van week naar maand en andersom
4. Weet je wat een reservering is en hoe je deze kunt uitrekenen

Slide 16 - Tekstslide

Een bezoekje aan de kapper is een vorm van:
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven
D
een uitkering

Slide 17 - Quizvraag

Welke van de volgende uitgaven hoort bij de vaste lasten van een scooter
A
Benzine voor de scooter
B
Verzekering voor de scooter
C
Nieuw lampje voor de scooter
D
rijbewijs voor de scooter

Slide 18 - Quizvraag

De aankoop van de scooter hoort bij de:
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Dagelijkse uitgaven

Slide 19 - Quizvraag

Koos doet een krantenwijk en verdient € 6 in de week. Hoeveel is dat per maand?

Slide 20 - Open vraag

Petra betaalt per maand € 39,50 aan de sportschool. Hoeveel is dat per week?

Slide 21 - Open vraag

Rob wil een scooter kopen die € 1800 euro kost.
Hij kreeg van zijn opa € 250 euro.

Hoeveel moet Rob per maand sparen als hij over 7 maanden de scooter wil kopen?

Slide 22 - Open vraag