(boeren krijgen geen lekkers als geiten sikken hebben)
De 7 beeldaspecten:
- Keur
- Ordening (of compositie)
- Ruimte (of ruimte suggestie)
- Licht
- Vorm
- Lijn
- Textuur
Materialen
Technieken
Formaat
Slide 2 - Tekstslide
1. Inleiding
Een karikatuur is een humoristische voorstelling van een persoon, een situatie of bijvoorbeeld gedrag, waarbij de meest kenmerkende trekken sterk worden overdreven. Ze kunnen zowel ter amusement of ter belediging zijn bedoeld.
Slide 3 - Tekstslide
Dynamisch betekent “beweeglijk”.
In een dynamische compositie ontstaat bewegelijkheid door:
- diagonale en/of schuine richtingen
- gebogen richtingen
- veel wisselende richtingen
- veel verschillende vormen
- beweeglijke vormen
- kleurcontrasten, zoals opvallende licht-donker contrasten
- ritmische herhaling van vorm, kleur, richting
Slide 4 - Tekstslide
Dynamische compositie
Slide 5 - Tekstslide
STATISCH
Statische compositie
Statisch betekent “stilstaand”of “rust”.
In een statische compositie ontstaat rust wanneer de onderdelen van de compositie met elkaar in evenwicht zijn.
Evenwicht in een compositie krijg je door:
-horizontale en verticale richtingen
-weinig “beweging”
-gelijkmatige verdeling van vormen en kleuren over het beeldvlak
- ontbreken van nadrukkelijke contrasten zoals bijv. licht-donker contrast
Slide 6 - Tekstslide
Statische compositie
Slide 7 - Tekstslide
Sokkel
Een sokkel, piëdestal of voetstuk is een onderstuk van steen of hout waarop een beeldhouwwerk wordt geplaatst. Het standbeeld is zo beter te bekijken. Meestal zijn sokkels onder beelden vierkant of rechthoekig, wat de beelden een statisch en robuust karakter geeft
Slide 8 - Tekstslide
Kikvorsperspectief
Slide 9 - Tekstslide
Vorm
Figuratief = Je kan zien wat het voortelt.
Abstract = Je kan niet meer zien wat het voorstelt. (non-figuratief)
figuratief
Slide 10 - Tekstslide
Textuur
De zichtbare en voelbare aard van een oppervlak.
Voorbeelden van texturen zijn: harig, stekelig, bobbelig, glad.
Slide 11 - Tekstslide
Brons gieten
Slide 12 - Tekstslide
Kleurencirkel
Itten
Slide 13 - Tekstslide
Primaire kleuren
Primaire kleuren= geel, rood en blauw: deze kleuren zijn niet door mengen te verkrijgen.
Slide 14 - Tekstslide
Secundaire kleuren
Secundaire kleuren= kleuren die men verkrijgt door de primaire kleuren in gelijke hoeveelheden, twee aan twee, met elkaar te mengen.
Oranje=rood+geel
Paars= rood+blauw
Groen=blauw+geel
Slide 15 - Tekstslide
Tertiaire kleuren
Tertiaire kleuren= ontstaat wanneer je een primaire met een secundaire kleur mengt.