GL2 par. 9 Vragend voornaamwoord

Par. 9 Vragend voornaamwoord
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Par. 9 Vragend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Een aanwijzend voornaamwoord ...
A
... vraagt naar iets of iemand.
B
... is vaag en verwijst naar iets of iemand maar je weet het niet precies.
C
... wijst iets of iemand aan.
D
... bestaat helemaal niet.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Die en dat zijn aanwijzend voornaamwoorden als...
A
je ze kunt vervangen door dit en deze
B
je ze kunt vervangen door wie en wat
C
ze betrekking hebben op een zn
D
ze vooraan de zin staan

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de
aanwijzend voornaamwoorden?
A
Hier, daar, overkant, verderop
B
wie, wat, welke, wat voor, wat voor een
C
op, naast, in, onder, over, achter
D
die, dit, deze, dat, zulke, zo'n, dergelijke

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het aanwijzend voornaamwoord:

timer
0:45

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Je kan:

Woordsoorten t/m het vragend voornaamwoord benoemen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vragend voornaamwoord







Vragend voornaamwoord (v vnw) 
De vragende voornaamwoorden zijn wie, wat, welke, wat voor (een). Ze staan meestal aan het begin van een vraagzin.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragend voornaamwoord
Let op!

Woorden als waar, waarheen, wanneer en hoe zijn géén vragende voornaamwoorden

Wat zijn dat dan wel?
Bijwoorden!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande is een
VRAGEND voornaamwoord?
A
waar
B
welke
C
wanneer
D
die

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande is een
BEZITTELIJK voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
me

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort niet in het rijtje?

WAAR - WIE - WELKE - WAT
A
waar
B
wie
C
welke
D
wat

Slide 12 - Quizvraag

WAAR is geen vragend voornaamwoord, de rest wel.
Welk woord hoort niet in het rijtje?

DIE - DIT - DAAR - DEZE
A
die
B
dit
C
daar
D
deze

Slide 13 - Quizvraag

DAAR is geen aanwijzend voornaamwoord, de rest wel.
Wat is een voorbeeld van een vragend voornaamwoord?
A
als
B
waar
C
wie
D
daar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk rijtje staan alléén aanwijzend voornaamwoorden?
A
die, daar, zulke, onze
B
mijn, hij, jullie, mooie
C
die, dat, deze, zulke, zo'n

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk rijtje staan alléén vragend voornaamwoorden?
A
wie, wat, welke, wat voor (een)
B
mijn, hij, jullie, mooie
C
wie, wat, waar, waarom
D
die, dat, deze, zulke, zo'n

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de zin 'Waar ga jij naartoe op je skateboard?' is het woord WAAR een:
A
vragend voornaamwoord
B
bijwoord
C
voorzetsel
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe ik een vragend voornaamwoord in de zin kan vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies