Je kunt uitleggen welke zintuigen je hebt en op welke prikkel ze reageren.
Je kunt de 5 organen benoemen waarmee je prikkels uit de omgeving opvangt.
Je kunt uitleggen welke zintuigen een mens heeft.
Je kunt uitleggen welke prikkels de verschillende zintuigen kunnen waarnemen.
Je kunt uitleggen hoe je reageert op een prikkel.
Je kunt in je eigen woorden uitleggen wat een impuls is.
Je kunt uitleggen via welke stappen je je bewust wordt van een prikkel.
Je kunt uitleggen via welke stappen je reageert.
Je kent de opbouw van het zenuwstelsel.
Je kunt uitleggen hoe impulsen in de hersenen verwerkt worden.
Je kunt in je eigen woorden uitleggen wat een hersencentrum is.
Je kunt het verschil uitleggen tussen gevoelszenuwen en bewegingszenuwen.