Die Modalverben

Die Modalverben 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Die Modalverben 

Slide 1 - Tekstslide

soorten werkwoorden in het Duits
  • zwakke werkwoorden  ->  regelmatig (bijv. spielen, reden)                                      --> stam + uitgang
  • sterke werkwoorden  ->  lopen- liep (bijv. fahren, lesen)                                       --> opletten bij du en er/sie/es/man voor a/ä of e/i Wechsel
  • onregelmatige werkwoorden, o.a.
     - haben, sein, werden (komt nog)
     - modale werkwoorden                                                                                                            --> leren

Slide 2 - Tekstslide

noteer zoveel mogelijk
modale werkwoorden

Slide 3 - Woordweb

Wat zijn "Modalverben" of modale werkwoorden ?
> "Modalverben" zijn hulpwerkwoorden
> Ze geven een andere betekenis aan een werkwoord in de zin. 

Bijvoorbeeld:
Ik werk:  ik zal werken, ik moet werken, ik mag werken......
De betekenis van de zin verandert.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

''Modalverben" zijn dus:
  • Veel gebruikte hulpwerkwoorden met een eigen betekenis
  • Krijgen een verandering van klank in enkelvoud
  • Hebben bij ich en bij er sie es  géén uitgang



Slide 6 - Tekstslide

wissen
weten
dürfen
mogen, toestemming
können
kunnen
mögen
lusten, houden van
müssen
moeten, noodzakelijk 
sollen
moeten, bevel
wollen
willen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Können
dürfen
mögen
wollen
kunnen
mogen
houden van
willen

Slide 9 - Sleepvraag

.....du mir bitte helfen?
A
kannst
B
kann
C
könnst
D
können

Slide 10 - Quizvraag

Ich ................ heute nicht zur Schule.
A
woll
B
willt
C
will
D
wollen

Slide 11 - Quizvraag

........du diesen Lehrer?
A
mag
B
mögst
C
mögt
D
magst

Slide 12 - Quizvraag

....... du morgen zur Schule?
A
darfst
B
dürft
C
darf
D
dürfen

Slide 13 - Quizvraag

Tot slot: het werkwoord 'dürfen' betekent dus....
A
willen
B
mogen
C
durven
D
kunnen

Slide 14 - Quizvraag