Par 5.5 Omgaan met dieren

Par 5.5 Omgaan met dieren
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Par 5.5 Omgaan met dieren

Slide 1 - Tekstslide

Hierna staan twee beweringen over de verschillen tussen gedrag van mensen en het gedrag van dieren.
1. Bij dieren wordt het gedrag sterker bepaald door leerprocessen dan bij mensen.
2. Mensen kunnen, in tegenstelling tot dieren, hun gedrag beoordelen aan de hand van normen en waarden.
Welke van deze beweringen is (zijn) juist?

A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
De beweringen 1 en 2
D
Geen van beide

Slide 2 - Quizvraag

Een koekoek legt haar eieren in een nest van een andere soort. Dit is de zelfde soort als waarin ze zelf zijn grootgebracht.
A
Gewenning
B
Inprenting
C
Conditionering
D
Imitatie

Slide 3 - Quizvraag

Je ringtone is een toeter van een auto. Als een echte auto toetert heb je de neiging om je telefoon te pakken.
A
Inprenting
B
Conditionering
C
Imitatie
D
Gewenning

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen
-na de les kan je uitleggen om welke redenen mensen dieren houden
-na de les kan je uitleggen waarom er verschillen zijn in de omgang met dieren tussen mensen

Slide 5 - Tekstslide

Waarom houden mensen dieren?
Gezelschapsdieren
Voor hobby of wedstrijden
Productiedieren
Proefdieren
Werkdieren
Dieren in dierentuinen - om van te leren
Circusdieren

Slide 6 - Tekstslide

Gezelschapsdieren
Voor de gezelligheid
Om te knuffelen

katten, honden,
vogels, knaagdieren,
konijnen

Slide 7 - Tekstslide

Hobbydieren
Dieren worden gebruikt voor wedstrijden of als hobby.
Bijvoorbeeld wedstrijden met postduiven of kattenshows.

Slide 8 - Tekstslide

Productiedieren
Voor productie van:
melk, vlees, eieren

In Nederland wonen 17 miljoen mensen maar ook 450 miljoen productiedieren

Slide 9 - Tekstslide

Proefdieren
Om medicijnen maar ook bijvoorbeeld voeding te testen worden proefdieren gebruikt.

In Nederland mag niet getest worden op dieren voor cosmetica.

Slide 10 - Tekstslide

Werkdieren
Met deze dieren wordt werk verricht. 
Pakezels, speurhonden, waakhonden, showdieren (voor toeristen), trekpaarden

Slide 11 - Tekstslide

Dierentuin / circus
Deze dieren zijn voor het vermaak. 
Ze leven in gevangenschap en doen in sommige gevallen onnatuurlijke kunsten

Slide 12 - Tekstslide

Waarom gaan we verschillend met dieren om?
1. Normen en waarden
In het ene land eten mensen honden, terwijl in het andere land mensen honden als huisdier houden.
2. Het soort dier en de aaibaarheidsfactor
Hoe hoger de aaibaarheidsfactor hoe belangrijker mensen het vinden dat je goed omgaat met een dier. Dus mensen hebben vaak meer moeite met apen als proefdieren dan kikkers.
3. Waarvoor wordt het dier gehouden?
Kippen op een boerderij worden anders behandeld dan kippen bij iemand in de achtertuin of de kinderboerderij.
Tegenwoordig wordt wel geprobeerd om dieren zo natuurlijk mogelijk te houden.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe voelen deze dieren zich?
Geschrokken
Verdrietig
Blij
Tevreden
Chagrijnig

Slide 14 - Sleepvraag

Antropomorfisme= het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren

Slide 15 - Tekstslide

Twee filmpjes waarin we ons juist wel heel erg verplaatsen in het gevoel van dieren.

Slide 16 - Tekstslide

0

Slide 17 - Video

0

Slide 18 - Video

Wat zie je hier?
A
Verdriet
B
Antropomorfisme
C
Proefdier
D
Aaibaarheidsfactor

Slide 19 - Quizvraag

Samengevat
Omgang van mensen met dieren hangt af van drie factoren
1.  Normen en waarden (hoe kijk jij of je omgeving aan tegen de omgang met dieren)
2. Aaibaarheidsfactor (schattig, lief, enz.)
3. Reden waarom het dier gehouden wordt.

Je kunt de 7 verschillende redenen noemen die mensen hebben om dieren te houden (zie blz 158 in je tekstboek).

Hoe mensen met dieren omgaan verandert constant, tegenwoordig wordt er veel meer aan het welzijn (geluk) van het dier gedacht.


Slide 20 - Tekstslide

Lezen par 5.5 pagina 158 en 159
Maken opddracht 1 t/m 10 pagina 102 t/m 105

Slide 21 - Tekstslide