Herhaling H3/4 Criminaliteit

Criminaliteit
Herhaling H3 en H4

Aan het einde van deze les weet je:
  • Welke factoren de kans op crimineel gedrag vergroten
  • Welke theorieën er over crimineel gedrag bestaan
  • Wat een rechtsstaat is
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit
Herhaling H3 en H4

Aan het einde van deze les weet je:
  • Welke factoren de kans op crimineel gedrag vergroten
  • Welke theorieën er over crimineel gedrag bestaan
  • Wat een rechtsstaat is

Slide 1 - Tekstslide

Risicofactoren



= omstandigheden die de kans op crimineel gedrag vergroten

Er zijn in totaal 5 risicofactoren....

Slide 2 - Tekstslide

Slechte opvoeding (1)

Ouders hebben een voorbeeldfunctie, maar dat voorbeeld kan ook verkeerd zijn.

Het aanleren van verkeerde normen en waarden.

Slide 3 - Tekstslide

Groepsdruk (2)
= Het gevoel hebben dat je je moet aanpassen aan de gewoonten van de groep.

Meegaan in het vertonen van crimineel gedrag uit angst om er anders niet bij te horen.

Slide 4 - Tekstslide

Alcohol- en drugsproblemen (3)

Slide 5 - Tekstslide

Biologische factoren (5)


Als je een (psychische) stoornis hebt kan je extreem agressief reageren en daardoor eerder geweld plegen.

Slide 6 - Tekstslide

Welke oorzaak van criminaliteit hoort bij de volgende beschrijving: ''Als je een biologische stoornis hebt kan je extreem agressief reageren''?
A
Maatschappelijke omstandigheden
B
Biologische factoren
C
Groepsdruk
D
Slechte opvoeding

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak voor crimineel gedrag?
A
Alcohol en drugs
B
Schooluitval en spijbelen
C
Groepsdruk
D
Liefdesverdriet

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

welke oorzaak zie je in dit filmpje terug?

Slide 10 - Woordweb

Beschermende
factoren


1. Werk en onderwijs
2.  Een relatie
3. Een gezin
4. Sociale vaardigheden

Slide 11 - Tekstslide

Theorieën om criminaliteit te verklaren: 
  1. Aangeleerd gedragstheorie
  2.  Anomietheorie
  3. Bindingstheorie
  4. Rationele-keuzetheorie
  5. Etikettentheorie
  6. Neutraliseringstheorie



Slide 12 - Tekstslide

Aangeleerd gedragstheorie (1)

Crimineel gedrag is aangeleerd.

Het wordt overgenomen van foute vrienden of familieleden. 

Slide 13 - Tekstslide

Anomietheorie (2)
(bijna) Iedereen in onze westerse samenleving wil succesvol zijn.

Als je niet op een legale manier succesvol kan worden: doelen bijstellen of crimineel worden.

Politie kiest voor patseraanpak. 



Slide 14 - Tekstslide

Bindingstheorie (3)
Als je veel bindingen hebt vertoon je minder snel crimineel gedrag. 

Jonge criminelen stoppen vaak met geweld en vandalisme als zij een relatie krijgen.

Slide 15 - Tekstslide

Rationele-keuze theorie (4)

Gelegenheid maakt de dief.

Mensen maken een rekensom om te kijken wat het oplevert en wat het risico is. 

Slide 16 - Tekstslide

Etikettentheorie (5)
Als je eenmaal een misdaad hebt gepleegd krijg je een etiket. 

Mensen gaan zich naar hun etiket gedragen. 

Slide 17 - Tekstslide

Neutraliseringstheorie (6)

Mensen die toch de wet overtreden, praten dit goed voor zichzelf 

Ontkennen dat het gedrag crimineel is 

Slide 18 - Tekstslide

Welke theorie hoort bij de volgende omschrijving: ''Als iemand een relatie heeft dan neemt hij niet het risico om crimineel gedrag te vertonen.''?
A
Aangeleerd gedragstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Etikettentheorie
D
Bindingstheorie

Slide 19 - Quizvraag

Welke theorie hoort bij de volgende omschrijving: ''Gelegenheid maakt de dief.''?
A
Bindingstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie

Slide 20 - Quizvraag

Welke theorie hoort bij de volgende omschrijving: ''Ik ben crimineel en dat zal nooit meer veranderen.''?
A
Aangeleerd gedragstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie

Slide 21 - Quizvraag

Welke theorie hoort bij de volgende omschrijving: ''Door een verkeerd voorbeeld is iemand crimineel geworden.''?
A
Aangeleerd gedragstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie

Slide 22 - Quizvraag

Welke theorie hoort bij de volgende omschrijving: ''Door een verkeerd voorbeeld is iemand crimineel geworden'?
A
Aangeleerd gedragstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie

Slide 23 - Quizvraag

Nederland is een rechtsstaat:
een rechtsstaat is een land waar de rechten en plichten van de burgers en de overheid zijn vastgelegd in de wet.

De overheid mag dus niet zomaar wat beslissen.

Slide 24 - Tekstslide

In een rechtsstaat hebben mensen rechten en plichten:
Rechten:
- recht op vrijheid van meningsuiting
- recht op privacy
- recht om in gelijke gevallen gelijk te worden behandeld (art. 1)
- vrijheid van godsdienst

Plichten:
- Leerplicht
- Belastingplicht
- de plicht je aan de verkeersregels en andere wetten te houden

Slide 25 - Tekstslide


De politie mag je niet zomaar oppakken:
A
rechtsbescherming
B
rechtshandhaving

Slide 26 - Quizvraag

Het dilemma
Rechtsbescherming en rechtshandhaving kunnen met elkaar botsen. Als de politie bijvoorbeeld op zoek is naar een verdachte, mag de naam en foto van de verdachte dan verspreid worden in de media? 
De vraag is dan: wat is belangrijker? Rechtsbescherming of rechtshandhaving? 

Slide 27 - Tekstslide