In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Sparen - 2.2
Slide 1 - Tekstslide
2 minuten nadat de les begint...
telefoon in je tas
Ipad (dicht), boek en pen op tafel
Stil en aandacht bij docent
timer
2:00
Slide 2 - Tekstslide
2 minuten nadat de les begint...
telefoon in je tas
Ipad --> inloggen lesson-up,
boek en pen op tafel
Stil en aandacht bij docent
timer
2:00
Slide 3 - Tekstslide
Stilte werktijd (ZS10)
Wat ga je doen?
-Nakijken opgaven.
-Welke vragen had je fout? Snap je ze nu?
-Starten tegeltjes Sparen (2.2).
Heb jij alle tegeltjes Geld (2.1) allemaal
afgewerkt?
timer
10:00
Slide 4 - Tekstslide
Stilte werktijd (ZS10)
Wat ga je doen?
-Nakijken opgaven.
-Welke vragen had je fout? Snap je ze nu?
Heb jij alle tegeltjes Geld (2.1) en
Sparen (2.2) afgewerkt? Maak dan een samenvatting of oefen de begrippen.
timer
10:00
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Waarom sparen mensen? (noem drie redenen)
Slide 7 - Open vraag
Welk spaarmotief heb je als je geld aan de kant legt voor als de wasmachine kapot gaat?
A
Sparen voor rente
B
Sparen uit voorzorg
C
Sparen voor een doel
D
Sparen voor een ander
Slide 8 - Quizvraag
Wat is géén spaarmotief?
A
uit voorzorg
B
voor een bepaald doel
C
voor de winst
D
voor de rente
Slide 9 - Quizvraag
Leerdoel
Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen.
Je weet wat rente is.
Je kunt rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt.
Je weet wat de geldfuncties zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Wat zijn de drie functies van geld?
A
Rekenmiddel, ruilmiddel en spaarmiddel
B
Ruilmiddel, betaalmiddel en spaarmiddel
C
Spaarmiddel, rekenmiddel en potmiddel
D
Spaarmiddel, rentemiddel en ruilmiddel
Slide 12 - Quizvraag
Procenten van een getal. Als het %-teken erbij staat.
Bedrag : 100 x percentage
Als je een kleiner deel van een groter geheel wilt weten.
Deel : Geheel x 100 =
Als er meerdere tijden genoemd worden.
(Nieuw – Oud) : Oud x 100 =
percentage [ : 100 x ] getal
OF
getal [ : 100 x ] percentage
deel : geheel x 100
(nieuw-oud) : oud x 100
Rekenen met procenten --> drie formules
1
2
3
VAN
Slide 13 - Tekstslide
Rente bedrag uitrekenen
% [ : 100 X ] spaarbedrag = rente (per jaar)
Slide 14 - Tekstslide
Wat was ook alweer de formule om het rentebedrag te berekenen?
Slide 15 - Open vraag
Sparen - 2.2
Slide 16 - Tekstslide
Op je spaarrekening heb je € 240. Je krijgt 1,5% rente per jaar. Hoeveel rente krijg je na een jaar?
Slide 17 - Open vraag
Wat ga je doen:
-Maken opdrachten 13 t/m 27 van §2.2 (Pincode boek of online)
-Maken rekenenopdracht 3 t/m 7 (Pincode boek of online)
Slide 18 - Tekstslide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting
2 minuten
15 minuten
15 minuten
20 minuten
5 minuten
±
±
±
±
Slide 19 - Tekstslide
Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting
Slide 20 - Tekstslide
Doelen van deze les
Na deze les kun je:
benoemen welke redenen je kunt hebben om te sparen
bschrijven wat rente is
rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt
uitleggen wat de geldfuncties zijn
Slide 21 - Tekstslide
Wat is indirecte ruil?
Slide 22 - Open vraag
Sparen
Slide 23 - Woordweb
Redenen om te sparen
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor rente
Slide 24 - Tekstslide
Rente
Rente = vergoeding die je krijgt van de bank voor jouw spaargeld
Formule: Rentebedrag per jaar = rentepercentage ÷ 100 x spaarbedrag
Slide 25 - Tekstslide
Op je spaarrekening heb je € 240. Je krijgt 1,5% rente per jaar. Hoeveel euro rente krijg je na één jaar?
Slide 26 - Open vraag
Functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel
Slide 27 - Tekstslide
Rentes
"De lage rentes hangen samen met het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). De centrale bank werkt sinds 2015 agressief aan het verlagen van rentes voor leningen, maar daarmee worden banken ook gedwongen om spaarrentes te verlagen."