M4, SSI taak 6

Voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord?

In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm van de werkwoorden:
  1. hebben
  2. zijn 
  3. worden

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord?

In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm van de werkwoorden:
  1. hebben
  2. zijn 
  3. worden

Slide 1 - Tekstslide

Voorbeeld voltooid deelwoord - sterk werkwoord:
  • gelopen
  • geslapen
  • bedrogen
  • Voorbeeld voltooid deelwoord - zwak werkwoord:
  • gemaakt
  • gegooid
  • verhuisd
Voltooid deelwoord

Slide 2 - Tekstslide

Basisregel!
Vertrouw op je gehoor, maak het voltooid deelwoord langer. 
- het gemaakTE huiswerk -> ik heb het gemaakT.
De verhuisDE leerling -> ik ben verhuisD.

Slide 3 - Tekstslide

'T SeXy FoKSCHaaP
Je kijkt naar de laatste letter van de stam: Verhuizen -> verhuiZ
Die staat NIET in het 'T SeXy FoKSCHaaP, dus +D; verhuisd

Maken -> maK. Die staat er wel in, dus +T; gemaakt.

Slide 4 - Tekstslide

Ik heb hem niet ...
A
betaalt
B
betaald

Slide 5 - Quizvraag

Er is hier iets heel vervelends ...
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 6 - Quizvraag

Snap jij waarom hij jou ...
A
beledigt
B
beledigd

Slide 7 - Quizvraag

Hen, hun, zij
Regel 1: Schrijf 'hun' als het een bezittelijk voornaamwoord is: Het is HUN boek. Ben je al in HUN nieuwe huis geweest?
Regel 2: Schrijf 'hen' na een voorzetsel:
Ik schrijf een bericht aan HEN.
Regel 3: Schrijf 'hen' als het een lijdend voorwerp is:
Wij nodigen HEN uit voor dat grote feest. 
Regel 4: Schrijf 'hun' als het een meewerkend voorwerp is. (ZONDER VOORZETSEL!)
Je moet HUN die brief wel snel sturen. 

Je kunt 'hun' niet gebruiken als onderwerp van een zin, dan gebruik je ZE of ZIJ;
Hun zitten te kaarten <- is dus fout, ZIJ zitten te kaarten.

Slide 8 - Tekstslide

... hebben ons nog niet gemaild.

Slide 9 - Open vraag

Je moet dat niet aan ... vragen.

Slide 10 - Open vraag