Les 5: gezonde voeding

Les 5: gezonde voeding
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 5: gezonde voeding

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
- Leerdoelen
- Herhalingsopgave
- Uitleg
- Opgave gezonde voeding
- Filmpje

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt met de Schijf van Vijf adviezen voor een gezonde voeding geven.
  • Je weet wat een gezond gewicht is en welke keuzen daaraan kunnen bijdragen.
  • Je kunt mogelijke oorzaken en gevolgen van eetstoornissen noemen en enkele voorbeelden geven.

Slide 3 - Tekstslide

In de afbeelding is het verteringsstelsel schematisch getekend.

Hoe heten deel 1 t/m 9?

Slide 4 - Open vraag

In welk deel van het darmkanaal wordt water met verteringsproducten opgenomen in het bloed?
A
in de dikke darm
B
in de dunne darm
C
in de endeldarm
D
in de twaalfvingerige darm

Slide 5 - Quizvraag

Welk verteringssap verdeelt grote vetdruppels in kleine vetdruppels?

Slide 6 - Open vraag

De dikke/dunne darm heeft een groot oppervlak door de darmplooien en darmvlokken die zich in de wand bevinden.
A
dikke
B
dunne

Slide 7 - Quizvraag

Welk deel van het verteringsstelsel dikt de onverteerde voedselresten in?
A
anus
B
dikke darm
C
dunne darm
D
endeldarm

Slide 8 - Quizvraag

Welk deel van het verteringsstelsel produceert gal?

Slide 9 - Open vraag

Welk verteringssap doodt bacteriën?

Slide 10 - Open vraag

Welk deel van het verteringsstelsel slaat onverteerde voedselresten op?

Slide 11 - Open vraag

Gezonde voeding
Goede voeding is nodig voor een goede gezondheid. Je lichaam gebruikt de voeding als bouwstof, brandstof, reservestof en/of beschermende stof. Al deze functies samen bepalen hoeveel en welke voeding je nodig hebt.

Slide 12 - Tekstslide

De Schijf van Vijf
Het Voedingscentrum geeft voorlichting over goed en gezond eten. Een hulpmiddel is de Schijf van Vijf: vijf vakken met voedingsmiddelen die je dagelijks nodig hebt (zie afbeelding volgende slide). Elk vak staat voor een productgroep. Elke productgroep heeft voordelen voor je gezondheid en levert een belangrijke voedingsstof:
• groen: vooral vitaminen
• geel: vooral vetten
• roze: vooral eiwitten
• oranje: vooral koolhydraten
• blauw: vooral water
Maar de producten in de vakken leveren ook andere voedingsstoffen. Zo zitten in vetten ook vitaminen. Voedingsvezel vind je vooral in de vakken groen en oranje. Mineralen komen in alle vakken voor.
Als je elke dag iets uit elk vak neemt, krijg je alle voedingsstoffen binnen die je lichaam nodig heeft. Uit de grote vakken moet je meer nemen dan uit de kleine vakken (zie afbeelding volgende slide). De grote vakken bevatten alleen plantaardige voedingsmiddelen. Het roze vak bevat dierlijke en plantaardige producten. In het gele vak vind je vooral plantaardige oliën en vetten.


Slide 13 - Tekstslide

1 Veel groente en fruit (groen)
Elke dag minimaal 250 gram groente en twee porties fruit is gezond. Veel groente en fruit eten verlaagt het risico op hart- en vaatziekten, darmkanker en diabetes type 2.
2 Zachte en vloeibare vetten (geel)
Zachte vetten zijn goed voor je bloedvaten. Denk aan olie en halvarine.
3 Meer plantaardig, minder vlees (roze)
Dat is goed voor jou én voor het milieu. Je kunt afwisselen met vis, peulvruchten, vlees, noten en ei. Geen vlees kan ook. En neem niet meer zuivel dan nodig.
4 Vooral volkoren (oranje)
Volkorenbrood, volkorenpasta, zilvervliesrijst, volkoren couscous: eet je er genoeg van, dan verklein je het risico op hart- en vaatziekten, darmkanker en diabetes type 2.
5 Dorstlessers zonder suiker (blauw)
Je lichaam heeft elke dag vocht nodig, maar extra suiker? Nou nee. Daarom staan in de Schijf van Vijf dranken zonder suiker: water, koffie en thee.
Niet te veel en niet te vaak
In de Schijf van Vijf staan geen producten met te veel zout, te veel suiker, te veel verzadigd vet of te weinig vezel. Je kunt hier prima af en toe iets van nemen, maar niet te veel en niet te vaak.

Slide 14 - Tekstslide

Energie
Een groot deel van je voedsel gebruik je als brandstof. Brandstof geeft je lichaam energie. De hoeveelheid energie in voedsel wordt aangegeven in kilojoule (afgekort: kJ). Een Marsreep levert ongeveer 1000 kJ energie, een appel ongeveer 300 kJ.
Een andere eenheid voor de energie in voedsel is de kilocalorie (kcal). Iemand die praat over ‘calorieën’ in voedsel, heeft het dus eigenlijk over kilocalorie.
Je kunt de eenheden naar elkaar omrekenen:
1 kcal = 4,2 kJ
Hoeveel energie je per dag nodig hebt, verschilt van persoon tot persoon. Het hangt onder andere af van je geslacht, je lichaamsgrootte, je lichamelijke inspanning en je leeftijd. Gemiddeld hebben jongens (mannen) meer energie nodig dan meisjes (vrouwen). Zolang je in de groei bent, neemt je energiebehoefte toe. Bij ouderen neemt de energiebehoefte weer af.
In de afbeelding op de volgende slide zie je hoeveel energie je ongeveer nodig hebt voor verschillende activiteiten. Ook in rust heb je energie nodig.



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Afvallen en aankomen
Als je overgewicht of ondergewicht hebt, kun je proberen je gewicht naar een gezonde waarde te brengen. Sommige mensen proberen af te vallen door te weinig te eten of ze slaan een maaltijd over. Dat is niet zo’n goede manier. Hierdoor kun je juist eetbuien krijgen. En als je wilt aankomen, kun je beter niet te veel of ongezond voedsel gaan eten.
In de tabel hiernaast staan gezonde manieren om aan je gewicht te werken.

Slide 17 - Tekstslide

Eetstoornissen
Mensen met een eetstoornis zijn in hun hoofd de hele dag bezig met eten. Ze maken zich zorgen over de invloed van eten op hun lichaam. Eten is voor hen een bron van spanning en angst.
Iemand met anorexia nervosa is niet te dik, maar voelt dat wel zo. Hij of zij valt daarom erg veel af en is bang om aan te komen. Iemand met anorexia heeft wel honger, maar weigert om (voldoende) te eten. Hierdoor ontstaat ondervoeding. Anorexia kan leiden tot ziekten, problemen met maag en gebit, haaruitval en zelfs overlijden.
Iemand met boulimia nervosa is ook bang om dik te worden en eet ook te weinig, maar heeft daarnaast regelmatig eetbuien. Daarna braakt hij of zij het voedsel weer uit of neemt laxeermiddelen (pillen waardoor je het voedsel snel weer uitpoept). Ook bij boulimia ontstaat ondervoeding. Door het braken kan de wand van de slokdarm onherstelbaar beschadigen.
Iemand met een eetbuistoornis heeft eetbuien, maar braakt niet en gebruikt geen laxeermiddelen. Daardoor leidt deze eetstoornis tot ernstig overgewicht (obesitas).




Slide 18 - Tekstslide

Eetstoornissen
De oorzaak van een eetstoornis is vaak psychisch. Iemand met een eetstoornis heeft meestal een negatief oordeel over zichzelf. Oorzaken van eetstoornissen kunnen zijn:
• beïnvloed worden door je cultuur of de media
• ontevreden zijn over jezelf of je uiterlijk (negatief zelfbeeld)
• nare gebeurtenissen in je leven
• angst om de controle te verliezen
• faalangst of perfectionisme
Een eetstoornis kun je niet in je eentje oplossen, omdat het over meer gaat dan alleen eten. Hoe langer iemand lijdt aan een eetstoornis, hoe moeilijker deze te behandelen is. Het is daarom belangrijk dat iemand met een eetstoornis zo snel mogelijk hulp zoekt. Een vertrouwelijk gesprek met de huisarts is een goed begin.

Slide 19 - Tekstslide

6. Wat hoort waar in de schijf van vijf?

Slide 20 - Sleepvraag

Welk advies hoort bij voedingsmiddelen die niet in de Schijf van Vijf staan?

Slide 21 - Open vraag

De energiebehoefte van een persoon is afhankelijk van verschillende factoren. Bijvoorbeeld: de lichamelijke inspanning en de temperatuur.

Noteer nog drie factoren die invloed hebben op de energiebehoefte.

Slide 22 - Open vraag

In de tabel staat de gemiddelde hoeveelheid energie in tussendoortjes. Nadia neemt als tussendoortjes in de ochtend een schaaltje yoghurt en een smoothie en ’s middags nog een handje ongezouten noten.

Hoeveel energie krijgt ze daarmee binnen? Schrijf je berekening op.

Slide 23 - Open vraag

Nadia wil gaan rennen.

Hoelang moet ze rennen om haar tussendoortjes (slide 23) te verbranden? Rond je antwoord af op hele minuten.

Slide 24 - Open vraag

Stefan eet na zijn ontbijt een schaaltje yoghurt met verse dadels en ’s middags een gebakken ei.

Hoeveel energie krijgt hij daarmee binnen?

Slide 25 - Open vraag

Stefan gaat wandelen.

Hoeveel minuten moet Stefan lopen om zijn tussendoortjes (slide 25) te verbranden?

Slide 26 - Open vraag

Wat en hoeveel je eet, heeft invloed op je gewicht.
Wanneer blijft je gewicht gelijk?
A
als je met je voeding meer energie binnenkrijgt dan verbruikt
B
als je met je voeding evenveel energie binnenkrijgt als je verbruikt
C
als je met je voeding minder energie binnenkrijgt dan verbruikt

Slide 27 - Quizvraag

 Een deel van de voedingsstoffen wordt opgeslagen als vet al ................  eet dan je nodig hebt. Je wordt hierdoor .....................

Eet je minder dan je nodig hebt, dan gebruik je .................................. als brandstof voor energie. Hierdoor zul je ..............................
Maak de tekst kloppend.
meer 
minder
evenveel
lichter
zwaarder
beschermende stoffen
bouwstoffen
reservestoffen
aankomen
afvallen

Slide 28 - Sleepvraag

Welke eetstoornis hoort bij de omschrijving?

Heeft eetbuien maar braakt het voedsel daarna weer uit.
A
eetbuistoornis
B
boulimia nervosa
C
anorexia nervosa

Slide 29 - Quizvraag

Welke eetstoornis hoort bij de omschrijving?

Heeft eetbuien die leiden tot overgewicht.
A
eetbuistoornis
B
boulimia nervosa
C
anorexia nervosa

Slide 30 - Quizvraag

Welke eetstoornis hoort bij de omschrijving?

Heeft honger maar weigert voldoende te eten.
A
eetbuistoornis
B
boulimia nervosa
C
anorexia nervosa

Slide 31 - Quizvraag

Wat kunnen oorzaken zijn voor het krijgen van een eetstoornis?

Slide 32 - Open vraag

Hoeveel voedsel je nodig hebt, hangt af van verschillende factoren.

Wanneer heb je meer voedsel nodig: in de zomer of in de winter? Leg je antwoord uit.

Slide 33 - Open vraag

Reken het aantal kilojoule (kJ) om naar kilocalorie (kcal). Rond je antwoord af op een geheel getal.

Joris is 15 jaar en houdt niet van sporten. Hij gebruikt per dag 12 100 kJ.

Slide 34 - Open vraag

Reken het aantal kilojoule (kJ) om naar kilocalorie (kcal). Rond je antwoord af op een geheel getal.

Najib is 14 jaar en voetbalt drie keer in de week. Hij gebruikt per dag 13 800 kJ.

Slide 35 - Open vraag

Reken het aantal kilojoule (kJ) om naar kilocalorie (kcal). Rond je antwoord af op een geheel getal.

Sude is 16 jaar en houdt erg van lezen. Zij gebruikt per dag 9200 kJ.

Slide 36 - Open vraag

Reken het aantal kilojoule (kJ) om naar kilocalorie (kcal). Rond je antwoord af op een geheel getal.

Maria is 15 jaar en doet drie keer week aan karate. Zij gebruikt per dag 10 000 kJ.

Slide 37 - Open vraag

Van deze jongeren (slide 34-37) verbruikt Najib de meeste energie.
Geef daarvoor twee oorzaken.

Slide 38 - Open vraag

Leila is diëtiste en stelt een maaltijd samen voor iemand die wil afvallen. Ze twijfelt tussen 50 g gezouten haring en 75 g kabeljauw.
Gebruik voor deze vraag de tabel.

Welke kan ze het beste kiezen en waarom?

Slide 39 - Open vraag

Leila gebruikt de Schijf van Vijf om de maaltijd verder aan te vullen.

Uit welke vakken moet de maaltijd nog worden aangevuld?

Slide 40 - Open vraag

Sumoworstelen is in Japan een traditionele sport waarbij twee personen elkaar uit de ring proberen te krijgen. De sumoworstelaars trainen elke dag een aantal uren. Naast het trainen moeten zij ook hun gewicht op peil houden. Dit doen ze door een strikt dieet te volgen van ongeveer 4000 kcal per dag. Na het eten nemen ze veel rust. De zwaarste sumoworstelaar ooit woog 270 kg.

Leg uit dat een sumoworstelaar meer energierijk voedsel moet eten dan een gewone worstelaar die evenveel uren per week traint.

Slide 41 - Open vraag

Waarom neemt een sumoworstelaar veel rust na het eten?

Slide 42 - Open vraag

Een sumoworstelaar traint veel. Toch is deze sport niet zo gezond voor het lichaam. Een sumoworstelaar wordt gemiddeld minder oud dan een gewone Japanner.

Welke lichamelijke klachten zal een sumoworstelaar waarschijnlijk krijgen?

Slide 43 - Open vraag

Slide 44 - Tekstslide

Lees de tekst ‘De voedingscoach’ op slide 44.
Ondervoeding is een groot probleem in ontwikkelingslanden. Maar ook in Nederland kan het voorkomen.

Wanneer kan iemand ondervoed raken?

Slide 45 - Open vraag

Lees de tekst ‘De voedingscoach’ op slide 44.
Caro heeft overgewicht en wil afvallen. Nadat Harm met haar heeft gesproken, zegt hij dat Caro ondervoed is. Caro snapt dat niet: ze is toch juist te dik?

Leg uit hoe Caro ondervoed kan zijn, terwijl ze overgewicht heeft.

Slide 46 - Open vraag

Lees de tekst ‘De voedingscoach’ op slide 44.
Welk advies zal Harm geven aan Caro?

Slide 47 - Open vraag

Slide 48 - Video