4KL + BL unit 1 lesson 1

Who is this? 
What is his job? 
Would you like to do this job? 

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Who is this? 
What is his job? 
Would you like to do this job? 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

  unit 1 lesson 1             4C + 4D 
TB blz. 8 + 9 
WB blz. 6 + 7 

MAKEN opd. 2 t/m 6
LEREN: woorden van lesson 1 

Slide 4 - Tekstslide

unit 1 lesson 1                    4G

Boek vanaf blz. 11

MAKEN:  opd. 1 t/m 6    (behalve 2) 

Slide 5 - Tekstslide

unit 1 lesson 1  Grammar
who/which
much/many/a little/few

Slide 6 - Tekstslide

who
which

Slide 7 - Tekstslide

Students ... did not apply for the field trip will not be able to come.
A
who
B
which

Slide 8 - Quizvraag

Did you see the man in the news ... won a million dollars?
A
who
B
which

Slide 9 - Quizvraag

Tommy doesn't like music tracks ... have no melody at all.
A
who
B
which

Slide 10 - Quizvraag

The phone, ... was broken, did not switch on.
A
who
B
which

Slide 11 - Quizvraag

People always look at me as someone ... gets the best grades in school.
A
who
B
which

Slide 12 - Quizvraag

maken opd. 9    blz  15 + 16 
klaar?    Leer de woorden van lesson 1 op blz.  11

Slide 13 - Tekstslide

Much & Many

Slide 14 - Tekstslide

Betekenis
  • Much, many & a lot of betekenen allemaal veel in het Nederlands.


  • Je gebruikt ze alleen niet allemaal hetzelfde. Kijk naar de volgende voorbeelden en probeer het verschil tussen much & many te raden!

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden
  1. many friends
  2. much water
  3. many chairs
  4. much time
  5. many superheroes

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg much & many
  • Je gebruikt much als het woord dat erna komt enkelvoud en ontelbaar is.

Do you have much work? 
We haven't got much money.

Kan je het woord water tellen?

Slide 17 - Tekstslide

MANY

gebruik je als het woord dat erna komt telbaar is.


He hasn't got many friends.
Do we have many videogames?
                           MUCH

gebruik je als het woord dat erna komt niet telbaar is. 


That is so much water!
He has got much time


Slide 18 - Tekstslide

telbaar

ontelbaar
woorden waar je een cijfer voor zou kunnen zetten

     many apples

     many children


     many cups

bij deze woorden kan je niet een cijfer voor zetten

   much water

    much money


    much sand

Slide 19 - Tekstslide

Welk woord hoort waarbij? Sleep het woord naar het juiste witte vlak.
MANY
MUCH
pocketmoney
tables
witches
buses
fun
light
fans

Slide 20 - Sleepvraag

REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

There is not ...... work.
A
many
B
much

Slide 21 - Quizvraag

REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

How ....... sand is there in the dessert?
A
many
B
much

Slide 22 - Quizvraag

REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

How ..... panda bears are there in this zoo?
A
many
B
much

Slide 23 - Quizvraag

REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

We have ....... beach balls.
A
many
B
much

Slide 24 - Quizvraag

There are so ............. ducks in the water.
A
many
B
much

Slide 25 - Quizvraag

A forest is made of .............. trees together.
A
many
B
much

Slide 26 - Quizvraag

There are ........... wolves in this background picture.
A
many
B
much

Slide 27 - Quizvraag

many & much
(a) few & (a) little

Slide 28 - Tekstslide

Grammar: much/many/few/little
enkelvoud
meervoud
little = weinig
few = weinig
a little = een beetje
a few = een paar
I've got too little money.
I'm cutting a few onions.

Slide 29 - Tekstslide

Explanation much/many/a little /a few 
a lot
a bit
countable nouns
(coins/houses)
many
I have many friends
a few
I game for a few hours a day
uncountable nouns
(water/money/rice)
much
We have much time.

a little
Can I have a little milk in my tea?

Slide 30 - Tekstslide

Much, many, (a) little, (a) few

Slide 31 - Tekstslide

I'm sorry, I don't have.........time.
A
many
B
a lot of
C
lots of
D
much

Slide 32 - Quizvraag

LITTLE/FEW
..... water
A
few
B
little

Slide 33 - Quizvraag


..... drinks
A
few
B
little

Slide 34 - Quizvraag

I only have ____ money left.
A
a little
B
a few
C
a many
D
much

Slide 35 - Quizvraag

We don't have ....... presents. My parents want to save for a trip to Hawaii.
A
many
B
few
C
much
D
little

Slide 36 - Quizvraag

work work work      4D + 4E 
Maken:   opd. 5 + 6 +  7 + 8    
                   Practise More  (alle opd) 
                

Daarna kies je:
Leren:   leer de woorden van lesson 1 (boek of wrts) 
Maken:   Fast Forward  +  Language Task 
 

Slide 37 - Tekstslide