T5 kruisingen 2HV

B9 Kruisingen
  • Jas in je kluis
  • Spullen op tafel
       Laptop/Leerwerkboek
       Schrift
  • Tas van tafel
timer
5:00
Kennen/Kunnen
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen
  • Je kunt m.b.v. een kruisingsschema voorspellen welke genotypen en fenotype voorkomen in nakomelingen
Huiswerk T5 B9
Opdr. 1-3
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

B9 Kruisingen
  • Jas in je kluis
  • Spullen op tafel
       Laptop/Leerwerkboek
       Schrift
  • Tas van tafel
timer
5:00
Kennen/Kunnen
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen
  • Je kunt m.b.v. een kruisingsschema voorspellen welke genotypen en fenotype voorkomen in nakomelingen
Huiswerk T5 B9
Opdr. 1-3

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerkrad
Ga vast naar Lessonup.app en gebruik deze code
Beloning
Straf

Slide 2 - Tekstslide

Welk van de antwoorden geeft een heterozygoot genotype (voor een specifieke eigenschap) weer?
A
RR
B
Bm
C
ki
D
Hh

Slide 3 - Quizvraag

Ogen van mensen kunnen blauw of groen zijn.
Jack heeft blauwe ogen en is heterozygoot
Amar heeft groene ogen en is homozygoot
Welke oogkleur is dominant?
A
blauw
B
groen
C
Dat kun je niet weten met deze informatie

Slide 4 - Quizvraag

Gensymbolen
Allelen worden vaak afgekort met letters.
  • Allelen van hetzelfde gen krijgen dezelfde letter
  • Dominant = hoofdletter,  Recessief = kleine letter
  • AA = homozygoot dominant
  • aa = homozygoot recessief
  • Aa = heterozygoot

Slide 5 - Tekstslide

Bij mensen is rood haar dominant over blond haar. Een jongen is heterozygoot voor deze eigenschap. Wat is zijn genotype en haarkleur?
A
AA en rood haar
B
aa en blond haar
C
Aa en rood haar
D
Aa en blond haar

Slide 6 - Quizvraag

Kruisingen
Voorspellen welke genotypen en fenotypen voorkomen in nageslacht.

P (= parentes) = ouders, de twee organismen waarmee de kruising begint.
F1 (= filii) = kinderen, het nageslacht van de ouders (P)
F2 = kinderen van de kinderen, het nageslacht van F1

Slide 7 - Tekstslide

Stap 1: P
  • 1. Bepaal het genotype van de ouders
  • Dit krijg je of kun je uit de vraag afleiden
  • 'Witte vachtkleur is bij hamsters dominant over zwart. Twee hamsters een witte en een zwarte, beide homozygoot planten zich voort'
  • Genotype ouders = AA en aa
  • P            AA x aa

Slide 8 - Tekstslide

Stap 2: geslachtscellen P
  • 2. Bepaal welke allelen voorkomen in geslachtscellen van beide ouders
  • Zet mogelijke geslachtscellen in een kruisingstabel
x

Slide 9 - Tekstslide

Stap 2: geslachtscellen P
  • 2. Bepaal welke allelen voorkomen in geslachtscellen van beide ouders
  • Zet mogelijke geslachtcellen in een kruisingstabel
  • AA kan A of A > dus altijd A
  • aa kan a of a > dus altijd a
x
A
A
a
a

Slide 10 - Tekstslide

Stap 3: F1
  • 3. Bepaal mogelijke combinaties van geslachtscellen
  • Maak combinaties in de kruisingstabel
x
A
A
a
a

Slide 11 - Tekstslide

Stap 3: F1
  • 3. Bepaal mogelijke combinaties van geslachtscellen
  • Maak combinaties in de kruisingstabel
  • F1 = 100% Aa
x
A
A
a
Aa
Aa
a
Aa
Aa

Slide 12 - Tekstslide

Je kruist dieren met de genotypen: AA en Aa.
Welke genotypen komen voor in F1?
A
Alleen AA
B
Aa en aa
C
AA en Aa
D
AA, Aa en aa

Slide 13 - Quizvraag

Je kruist twee organismen met aa en AA.
Hoe groot is de kans op een recessief fenotype bij de kinderen?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 14 - Quizvraag

Je kruist twee heterozygote organismen.
Hoe groot is de kans op een recessief fenotype?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 15 - Quizvraag

Katten kunnen rood of zwart zijn.
Een heterozygote zwarte kat krijgt kittens met een homozygote zwarte poes.
Hoe groot is de kans dat hun kittens ook zwart zijn?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 16 - Quizvraag

Uitdaging!
Je kruist 2 dieren met de volgende genotypen:
AAbb x AaBB
Welke mogelijke genotypen hebben de nakomelingen?

Slide 17 - Open vraag

Ga aan de slag met: T5 B9
  • Gebruik de bijlage! van B9 2V
  • Opdr. 1 t/m 3

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zs = Werken in stilte
  • Geen vinger opsteken
  • Aan het werk
  • Stil en stoor niemand
  • Blijf op je plek
timer
6:00

Slide 18 - Tekstslide

Ga aan de slag met: T5 B9
  • Gebruik de bijlage! van B9 2V
  • Opdr. 1 t/m 3

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zf = Werken met fluisteren
  • Geen vinger opsteken
  • De docent komt langs
  • Aan het werk
  • Fluister alleen met de persoon naast je
  • Blijf op je plek

Slide 19 - Tekstslide

Opruimdienst
Elke les 3 andere leerlingen
  • Tafels: recht en leeg
  • Stoelen: aangeschoven OF eind dag: op de tafels
  • Vloer: geen afval

Slide 20 - Tekstslide