Rekenvaardigheden

Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa
1 / 14
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 1 - Sleepvraag

Vaste activa
Vlottende activa
Liquide middelen
Eigen vermogen
Lang vreemd vermogen
Kort vreemd vermogen
Voorraad
Debiteuren
Nog te ontvangen bedragen
Vooruitbetaalde bedragen
Te vorderen btw
Rekening courant krediet
Crediteuren
Vooruit ontvangen bedragen
Nog te betalen bedragen
Te betalen btw
Bedrijfspand
Inventaris
Gebouwen
Bank
Kas
Hypotheek
Langlopende banklening
Eigen vermogen

Slide 2 - Sleepvraag

Omzet / Opbrengst
Ontvangst
Altijd exclusief btw
Altijd inclusief btw
Op het moment dat je een verkoopcontract sluit. Het tijdstip van ontvangst doet er niet toe.
Op het moment dat je daadwerkelijk geld ontvangt van de betaling.

Slide 3 - Sleepvraag

Inkopen
Inkoopwaarde van de omzet
Altijd exclusief btw
Altijd inclusief btw
Het bedrag waarvoor is ingekocht (contant of op rekening). Leidt tot een toename van de voorraad.
Het bedrag waarvoor je de verkochte producten hebt ingekocht.
Leidt tot een afname van de voorraad.

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Omzet = EUR 924.000
Inkoopwaarde omzet = EUR 676.800
Overige kosten = EUR 148.000
Hoeveel is de brutowinst?
A
Brutowinst = Omzet - Overige kosten = EUR 776.000
B
Brutowinst = Omzet - in alle kosten = EUR 99.200
C
Brutowinst = Omzet - Inkoopwaarde omzet = EUR 247.200

Slide 6 - Quizvraag

Bereken de brutowinst als % van de omzet
Brutowinst = EUR 247.200
Omzet = 924.200

Slide 7 - Open vraag

Bereken de brutowinst als % van de omzet
Brutowinst = EUR 247.200; Omzet = 924.200
(Brutowinst/Omzet) x 100%
(247.200/924.200)x100% = 26,75%

Slide 8 - Tekstslide

De inkoopprijs van een fiets is EUR 110. De brutowinst is 30% van de inkoopprijs. Wat moet je op 100% zetten?
A
Inkoopprijs
B
Brutowinst
C
Verkoopprijs

Slide 9 - Quizvraag

De inkoopprijs van een fiets is EUR 110. De brutowinst is 30% van de inkoopprijs. Wat is de verkoopprijs?

Slide 10 - Open vraag

De inkoopprijs van een fiets is EUR 110. De brutowinst is 30% van de inkoopprijs. Wat is de verkoopprijs?
inkoopprijs = 100%
Verkoopprijs = Inkoopprijs + brutowinst
Dus verkoopprijs = 100% + 30% = 130%
Verkoopprijs =  1,3 x 110 = 143

Slide 11 - Tekstslide

23 + 13 x = 101
Wat is x?
A
x = 101/13 = 7,77
B
x = 78/13 = 6
C
x = 124/13 = 9,54
D
x = 101 - 13 -23 = 65

Slide 12 - Quizvraag

Je hebt 3 cijfers voor Beco gehaald: een 6,2 een 5,4 en een 6,3. De eerste twee tellen 1x meer, het laatste 2x. Wat is het ongewogen en gewogen gemiddelde?

Slide 13 - Open vraag

Je hebt 3 cijfers voor Beco gehaald: een 6,2 een 5,4 en een 6,3. De eerste twee tellen 1x meer, het laatste 2x. Wat is het ongewogen en gewogen gemiddelde?
Ongewogen: 
(6,2 + 5,4 + 6,3)/3 = 17,9/3 = 5,97
Gewogen: 6,2 + 5,4 + 2x6,3 = 6,05

Slide 14 - Tekstslide