Paragraaf 2.6: Voeding en vertering bij zoogdieren

Welkom allemaal!
Pak je spullen:
  • Biologieboek
  • Schrift en pen 
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal!
Pak je spullen:
  • Biologieboek
  • Schrift en pen 
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Herhaling 2.5: Voedselbederf

  • Uitleg 2.6: Voeding en vertering bij zoogdieren

  • Zelfstandig werken aan paragraaf 2.6




Slide 2 - Tekstslide

Hoe doen we klassikale vragen:

  • Zonder overleg (belangrijk om te controleren of je het zelf weet!)
  • Je schrijft het antwoord voor jezelf op 
  •  Niet door de klas roepen!
  • Ik geef de beurt aan een van jullie om het antwoord te geven

Slide 3 - Tekstslide

Welke van de volgende methoden wordt het meest verhit
A
Pasturiseren
B
Pekelen
C
Conserveren
D
Steriliseren

Slide 4 - Quizvraag

De volgende is geen conserveringsmiddel
A
Suiker
B
Peper
C
Zuur
D
e-nummers

Slide 5 - Quizvraag

Conserveren via vacuüm verpakking berust op
A
lucht onttrekken
B
onleefbare situatie door veel zout
C
niet leefbare lucht toevoegen
D
vocht onttrekken

Slide 6 - Quizvraag

Paragraaf 2.6: Voeding en vertering bij zoogdieren

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoel


6.12 Je kunt bij zoogdieren het verband aangeven tussen de voedselkeuze, de lengte van het darmkanaal en de kenmerken van het gebit.

Slide 8 - Tekstslide

Dier eet voornamelijk:
Planten – herbivoren:  Herba = kruid/plant

Vlees- carnivoren:  Carne = vlees

Beiden/alles - omnivoren:  Omni = alles



Slide 9 - Tekstslide

Kenmerken van het gebit

Slide 10 - Tekstslide

Herbivoren / planteneters
  • Hebben een langer verteringsstelsel (Bv: paard 40 meter!)
  • Plantaardig materiaal lastiger af te breken vanwege cellulose vezels in celwand van de
      plantencel
  • Plooikiezen om voedsel fijn te malen
      en hebben meestal geen hoektanden


Slide 11 - Tekstslide

Carnivoren / vleeseters
  • Kort verteringsstelsel, platte buik 
  • Grote en scherpe hoektanden
  • Knipkiezen om stukken vlees af te
        kunnen scheuren
  • Kiezen glijden langs elkaar als bij
       een schaar

Slide 12 - Tekstslide

hoektanden, snijtanden, knipkiezen

Slide 13 - Tekstslide

Omnivoren / alleseters
  • Middellang verteringsstelsel
  • Knobbelkiezen om voedsel fijn te malen
  • Hoektanden; soms groot om te jagen
       Bij sommige dieren even groot als de snijtanden 




Slide 14 - Tekstslide

herbivoor
omnivoor
carnivoor

Slide 15 - Tekstslide

Lengte van het darmkanaal

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen check!
Kan jij...
  • bij zoogdieren het verband aangeven tussen de voedselkeuze, de lengte van het darmkanaal en de kenmerken van het gebit.





Laat maar zien....

Slide 18 - Tekstslide

Bij welke groep zal je het langste darmkanaal in verhouding van het lichaam vinden?
A
Carnivoren
B
Herbivoren
C
Omnivoren

Slide 19 - Quizvraag

hoe wordt een alleseter ook wel genoemd?
A
carnivoor
B
herbivoor
C
omnivoor
D
veelvraat

Slide 20 - Quizvraag

Welke dieren hebben geen hoektanden
A
Herbivoren
B
Omnivoren
C
Carnivoren

Slide 21 - Quizvraag

Een planteneter noemen we ook wel een ..
A
Omnivoor
B
Herbivoor
C
Carnivoor
D
Insectivoor

Slide 22 - Quizvraag

Wat voor een soort kies is dit?
A
plooikies
B
knobbelkies
C
knipkies
D
Is geen tand

Slide 23 - Quizvraag

Huiswerk
Wat:
 Paragraaf 2.6: opdrachten 1 t/m 8
Hoe:
Alleen of in tweetallen (fluisteren!)

Hulp nodig? Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? maak een samenvatting en een begrippenlijst van paragraaf 2.6
timer
20:00

Slide 24 - Tekstslide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?

Slide 25 - Tekstslide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 26 - Tekstslide