Werkwoorden en verwijswoorden blok 4 Over taal

 
Hoe sta jij ervoor met  
ww-
spelling en verwijswoorden
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 3-6

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 
Hoe sta jij ervoor met  
ww-
spelling en verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Vooraf: vind je werkwoordspelling:
A
heel gemakkelijk
B
gemakkelijk
C
moeilijk
D
heel moeilijk

Slide 2 - Quizvraag

Wat is je inschatting, van de 25 werkwoorden heb ik er
A
geen fout
B
drie, vier, vijf of zes fout
C
een of twee fout
D
meer dan zes fout

Slide 3 - Quizvraag

Toelichting
  • Kies uit: dd-d-dt-t-tt
  • Kies voor tegenwoordige tijd als je niet uit de rest van de zin kunt afleiden of het tegenwoordige tijd of verleden tijd moet zijn
  • Aan het eind van elke zin vind je tussen haakjes de infinitief (het hele werkwoord) van het werkwoord waarom het gaat

Slide 4 - Tekstslide

Het is leuk zoals dat hondje na die puppycursus gehoorzaam... (gehoorzamen)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 5 - Quizvraag

Mijn broer is gevraagd als penningmeester, maar hij aanvaar... deze functie niet. (aanvaarden)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 6 - Quizvraag

Laat hem maar even rustig zitten; over een half uurtje zal hij wel bedaar... zijn. (bedaren)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 7 - Quizvraag

De dief was op de gestolen fiets gevlucht, maar hij werd door een agent achterhaal... (achterhalen)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 8 - Quizvraag

Het bedroef... me zeer dat anderen goede sier willen maken met mijn verdiensten. (bedroeven)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 9 - Quizvraag

De politie gelas...e de betogers uiteen te gaan. (gelasten)

A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 10 - Quizvraag

Aan de horizon onderschei ... de stuurman duidelijk twee boortorens. (onderscheiden)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 11 - Quizvraag

Hij heeft te veel tijd aan zijn hobby’s besteed, waardoor hij zijn studie heeft verwaarloos... (verwaarlozen)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 12 - Quizvraag

Bij ons zilveren huwelijksfeest vorig jaar berei...en onze kinderen ons een grote verrassing. (bereiden)

A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 13 - Quizvraag

Ik geloof niets van wat je me daar vertel... (vertellen)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 14 - Quizvraag

Het is voor de veiligheid noodzakelijk dat je die contactdoos in de badkamer aar... (aarden).

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 15 - Quizvraag

Deze computer doet in een uur meer werk, dan vijf mensen vroeger in een week verrich...en. (verrichten)

A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 16 - Quizvraag

De glassplinter moest zo snel mogelijk uit het oog van het slachtoffer verwijder... worden. (verwijderen)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 17 - Quizvraag

Voor de feestdagen braa... mijn moeder een kallkoen. (braden)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 18 - Quizvraag

Ik heb je wel wat lang laten wachten, maar ik hoop dat je je niet verveel... hebt. (vervelen)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 19 - Quizvraag

Op mijn vorige school pes...en de kinderen elkaar vaak. (pesten)
A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 20 - Quizvraag

Het is niet verstandig van hem dat hij zijn dochter zo verwen... (verwennen)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 21 - Quizvraag

Hoewel de brandweer alles deed om de brand te blussen, bran...en het huis en de schuur tot de grond toe af. (afbranden)
A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 22 - Quizvraag

Als een huis het verkeer in de weg staat, gebeurt het soms dat de gemeente het onteigen...(onteigenen)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 23 - Quizvraag

Ik ben er zeker van dat men je in dit ziekenhuis uitstekend verpleeg... (verplegen)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 24 - Quizvraag

Ik heb veel te lang in de zon gezeten; nu is mijn gezicht helemaal vervel... (vervellen)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 25 - Quizvraag

Doordat het op het perron zo toch...e, heeft ze waarschijnlijk kougevat. (tochten)
A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 26 - Quizvraag

Het getuigt niet van een hoogstaand karakter, als men zijn tegenstanders belaster... (belasteren)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 27 - Quizvraag

Onze vroegere buren voe...en hun kinderen indertijd op in een sfeer van vertrouwen. (opvoeden)
A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 28 - Quizvraag

De reizigers werden overvallen en beroof... van al hun kostbaarheden.
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 29 - Quizvraag

De vorige zin was de laatste. Hoe tevreden ben je met je resultaat?
A
heel tevreden
B
een beetje tevreden
C
niet zo tevreden
D
heel erg ontevreden

Slide 30 - Quizvraag

Als je 'A' (of 'B') hebt gekozen: proficiat!
Heb je 'C' of 'D' (of 'B') gekozen?
  1. Maak een account aan op www.gespeld.nl (onder je eigen naam), oefen minimaal tweemaal per week!

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 33 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 34 - Quizvraag

Formuleren (verwijswoorden)

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
hem
D
die

Slide 35 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 36 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 37 - Quizvraag

De verwijswoorden: "het/zijn"
verwijzen naar....
A
een "het" woord
B
een "de" woord

Slide 38 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 39 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'vogel'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 40 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'auto'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
deze, die

Slide 41 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'leerling'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
deze, die

Slide 42 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'volk'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 43 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'de verloting'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 44 - Quizvraag

De kinderen gaan zometeen hard aan het werk. Ze hebben geleerd hoe ze verwijswoorden kunnen herkennen en toepassen in een zin.

Waar verwijst “ze” naar?
A
De kinderen
B
de juf
C
Werk
D
Verwijswoorden

Slide 45 - Quizvraag

Formuleren (verwijswoorden)

''Je moet even doorfietsen naar de volgende pinautomaat, want ... hier doet het niet.''
A
het
B
dit
C
dat
D
deze

Slide 46 - Quizvraag

Dat was het weer voor vandaag!
Zorg dat je al je fouten goed bekijkt, dit is belangrijk om foutloos te schrijven.

Slide 47 - Tekstslide