nederlands H2

Nederlands H2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands H2

Slide 1 - Tekstslide

een feit is
A
echt of werkelijk gebeurd
B
wat iemand ergens van vindt of denkt

Slide 2 - Quizvraag

het flatgebouw is 165 meter hoog
=
een voorbeeld van
A
een mening
B
een feit

Slide 3 - Quizvraag

max is dol op sporten. hij kan goed wielrennen, maar hij kan ook geweldig zwemmen. bovendien loopt hij hard.

ook en bovendien zijn.....
A
werkwoorden
B
een opsomming
C
signaalwoorden

Slide 4 - Quizvraag

wat is een synoniem?
A
woorden met dezelfde betekenis
B
dezelfde woorden
C
tegenovergestelde van elkaar

Slide 5 - Quizvraag

als twee woorden synoniemen van elkaar zijn, kun je ze door elkaar vervangen
A
niet waar
B
waar

Slide 6 - Quizvraag

een zelfstandig naamwoord is een woord voor:
A
mensen, dieren, planten, dingen
B
namen en begrippen
C
A en B zijn allebei goed
D
Geen van de antwoorden is goed

Slide 7 - Quizvraag

vóór een zelfstandig naamwoord kun je meestal een lidwoord zetten
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

er zijn drie lidwoorden
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

kies, sta, moet
zijn voorbeelden van hele werkwoorden
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

hele werkwoorden is de wij vorm, zoals staan, kiezen, moeten
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

bij jij/hij/zij/het komt er -t achter de stam. bijvoorbeeld: jij vindt
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

een komma staat altijd achter aan een zin, hierna begin je met een hoofdletter
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag