Grammar Revision Th 6+7

Grammar revision Theme 6+7
Grammar 16: Prepositions
Grammar 18: WH-questions
Grammar 19: Modals
Grammar 20: Conjunctions(voegwoorden)
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar revision Theme 6+7
Grammar 16: Prepositions
Grammar 18: WH-questions
Grammar 19: Modals
Grammar 20: Conjunctions(voegwoorden)

Slide 1 - Tekstslide

Welke prepositions of place ken je?

Slide 2 - Woordweb

Grammar 16: Prepositions(1)
Voorzetsels van plaats vertelt waar iets zich bevindt


across the street - tegenover
at school - op
behind the car - achter                
close to/near the city centre - vlakbij
in Anchorage - in
in front of the building - voor
next to the park - naast
on the table - boven op
outside the village - buiten
inside the house - binnen
within walking distance - binnen

Slide 3 - Tekstslide

Grammar 16: Prepositions(2)
Among and between - tussen

  • Je gebruikt between bij tweetallen
  • I sat between two old ladies.

  • Je gebruikt among bij groepen.
  • I was lying among the flowers in the field.

Slide 4 - Tekstslide

Welke vragende zinnen kun je bedenken bij het volgende antwoord: Julie watched a movie yesterday.

Slide 5 - Woordweb

Grammar 18: WH-questions
Who was the presenter of the show?
What did you do yesterday?
Where did you buy the tickets?
When was Temptation Island on TV?
Why did you like this book so much?
How did you make this?
Which book do you like best? 1984 or I, Robot?/What book do you like best?

Which and what can mean the same. But Which is used when asking for options.


Slide 6 - Tekstslide

Je wilt iemand aanraden om absoluut een bepaald boek te lezen.
Welke Engelse zin gebruik je?
A
You really should read this book!
B
You really have to read this book!

Slide 7 - Quizvraag

Grammar 19: Modals
Should and have to.
You should try this new app. It's great.
Susan shouldn't go to bed so late.
We should recycle more products.

It's important. You have to listen carefully.
He can't go out. He  has to do his chores first.
you don't have to knock on the door.
Je gebruikt should(n't) + hele werkwoord als jij vindt dat iets wel(of niet) zou moeten. Adviseren.
Je gebruikt has to/have to/doesn't have to/don't have to + hele werkwoord om te zeggen dat iets van iemand anders moet of dat iets niet hoeft. Have to drukt sterkere dwang uit dan should.

Slide 8 - Tekstslide

Extra exercises

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide