Basisstof 1, genotype en fenotype

Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 1: genotype en fenotype
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 1: genotype en fenotype

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:

1 Je kunt benoemen dat alle cellen van je lichaam dezelfde erfelijke informatie bevatten
2 Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij
DNA/Genotype/Fenotype?

Slide 3 - Woordweb

Erfelijke informatie

Je lichaam is opgebouwd uit cellen. Alle cellen hebben een celkern met daarin de informatie voor je erfelijke eigenschappen. Die informatie heb je gekregen van je ouders.

Slide 4 - Tekstslide

Erfelijke informatie
De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd, heten cellichamen

Elke celkern van elke lichaamscel bevat 46 chromosomen. Dit zijn lange, dunne draden in de celkern. 

De chromosomen bestaan uit DNA

Slide 5 - Tekstslide

Celdeling
Jouw hele lichaam is begonnen bij één enkele bevruchte eicel.

Door celdeling ontstaan nieuwe cellen uit de bevruchte eicel. De chromosomen worden bij elke celdeling gekopieerd. 

Slide 6 - Tekstslide

Celdeling
Elke nieuwe cel met gekopieerde  chromosomen noemen we een dochtercel. Deze hebben dus steeds het complete set chromosomen en zo heeft dus iedere lichaamscel dus dezelfde erfelijke informatie. 
Deze info erf je van je ouders (de helft van je moeder, de helft van je vader)

Slide 7 - Tekstslide

Dochtercel
Celdeling
DNA
Chromosomen
Lichaamscellen
Lange dunne draden in de celkern
Cellen waaruit je lichaam is opgebouwd
Stof die informatie bevat voor erfelijke eigenschappen
Vorming van nieuwe cellen
Cel die ontstaat uit een moedercel tijdens celdeling

Slide 8 - Sleepvraag

Genen

Voor iedere eigenschap zijn een paar stukjes DNA nodig. Dit zijn je genen

Een gen bestaat uit stukjes DNA die samen de informatie voor één eigenschap bevatten. 

Slide 9 - Tekstslide

Genotype
De 46 chromosomen in één celkern bevatten samen alle genen, dus alle informatie van al jouw erfelijke eigenschappen. Dit noemen we het  genotype

Genotype van een organisme = de informatie voor de erfelijke eigenschappen van dat organisme.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een gen?
A
Informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme
B
Stukjes DNA die samen de informatie bevatten voor een erfelijke eigenschap.
C
Een gen heeft alle erfelijke informatie van je hele lichaam
D
Zorgt ervoor dat de moedercel een dochtercel maakt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het genotype?

Slide 12 - Open vraag

Fenotype

Alle eigenschappen van een organisme = het fenotype. Hierbij horen de zichtbare eigenschappen, maar ook de onzichtbare eigenschappen.

Slide 13 - Tekstslide

Fenotype
Het fenotype wordt bepaald door je genotype, maar ook door jouw leefstijl en de omgeving. 

Bijvoorbeeld: van jezelf heb je bruin haar, dat ligt vast in je genotype. Als jij jouw haar paars verft, verandert je fenotype door je leefstijl. Je genotype blijft hetzelfde

Slide 14 - Tekstslide

Fenotype
Sommige eigenschappen worden vooral bepaald door je genotype (oogkleur). Andere eigenschappen worden bepaald door je leefstijl of omgeving (een litteken). 

De meeste eigenschappen worden bepaald door een combinatie. (gespierd zijn)

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het fenotype?

Slide 16 - Open vraag