Kiem H.4 Kassabediening (blz 137-149)

Winkel en Logistiek
Kiem: Aan 't werk in de winkel
Hoofdstuk 4. Kassabediening (blz. 151 t/m 162))

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkooppraktijkPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Winkel en Logistiek
Kiem: Aan 't werk in de winkel
Hoofdstuk 4. Kassabediening (blz. 151 t/m 162))

Slide 1 - Tekstslide

De klant moet betalen: €5,35 en geeft €20.
Wat geef je terug?
A
€15,65
B
€15,75
C
€14,65
D
€14,75

Slide 2 - Quizvraag

De klant moet betalen: €12,40 en geeft €50.
Wat geef je terug?
A
€38,60
B
€37,60

Slide 3 - Quizvraag

De klant moet betalen: €2,35 en geeft €10.
Wat geef je terug?
A
€8,75
B
€8,65
C
€7,75
D
€7,65

Slide 4 - Quizvraag

Geld verdienen..
Ondernemer = eigenaar van de winkel
Bedrijfsleider = verantwoordelijk voor wat er elke dag in de winkel gebeurt

De ondernemer wil weten of het goed gaat met zijn bedrijf.

Slide 5 - Tekstslide

Belangrijke kassa-informatie
- Omzet 
- Kosten 
- Winst 
- Btw

Slide 6 - Tekstslide

Winst?
Omzet = totaal aan geld dat er in de winkel binnenkomt met het verkopen van producten 
Kosten = alle dingen die de winkel moet betalen om producten te kunnen verkopen
Winst = wat er overblijft als de alle kosten van de omzet zijn afgehaald.
Omzet - Kosten = Winst


Slide 7 - Tekstslide

Btw
Btw= "belasting over toegevoegde waarde"

9% = levensmiddelen
21% = alle andere artikelen

Slide 8 - Tekstslide

Bonnen
- Kassabon 
- Retourbon 
- X-bon
- Z-bon

Slide 9 - Tekstslide

X-bon (tussenstand)
- Aantal klanten
- Omzet per artikelgroep
- Hoeveel artikelen er zijn  verkocht per artikelgroep
- Totale omzet
- Datum en tijd

Slide 10 - Tekstslide

Z-bon (eindstand)
- Aantal klanten
- Omzet per artikelgroep
- Hoeveel artikelen er zijn verkocht per artikelgroep
- Totale omzet
- Datum en tijd

Na het printen van de Z-bon staat de kas weer op 0.

Slide 11 - Tekstslide

Opdrachten maken
Map: blz. 151 t/m blz. 156

Slide 12 - Tekstslide

Afrekenen bij de kassa
5 Stappen
1. Begroeten van de klant
2.Helpen van de klant
3. Bedienen van de kassa
4. Afrekenen 
5. Afronden en afscheid nemen

Slide 13 - Tekstslide

1. Begroeten
"Goedemiddag"
"Heeft u alles kunnen vinden"

Slide 14 - Tekstslide

2. Helpen van de klant
"Heeft u nog vragen over het product?"
"Heeft u een klantenkaart?"
"Is het een cadeau?"
Bijverkoop

Slide 15 - Tekstslide

3. Bedienen van de kassa
- Alle producenten invoeren (logische volgorde) 
- Check de prijs
- Legt de klant alle producten bij de kassa?

Slide 16 - Tekstslide

4. Afrekenen
- Contant
- Pinnen met bankpas
- Contactloos pinnen met bankpas
- Betalen via app

Slide 17 - Tekstslide

5. Afronden en afscheid
"Wilt u spaarzegels?"
"De kassabon is uw garantiebewijs"
"Veel plezier met uw aankoop en een fijne dag!"

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen
"Wisselgeldspel"

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Slide 21 - Video

Kasopmaken
Kasopmaken = controleren of het geld dat in de kassa hoort te zitten ook echt in de geldlade zit.

Contact geld  in de kassa + totaal gepind bedrag  = Totaalbedrag Z-bon

Slide 22 - Tekstslide

Kasverschil
Kasverschil = totaalbedrag is niet hetzelfde als op de Z-bon

Positief kasverschil = te veel geld in de kassa
Negatief kasverschil = te weinig geld in de kassa

Slide 23 - Tekstslide

Kasverschil?
- klant heeft te weinig betaald
- kassamedewerker heeft te veel wisselgeld teruggegeven
- telfout tijdens kasopmaak
- gestolen (medewerker of klant)

Slide 24 - Tekstslide

Betaalmiddelen
- Contant geld = chartaal geld
- Pinnen
- Contactloos

Slide 25 - Tekstslide

Wisselgeld teruggeven
-Doortelmethode = je telt van het bedrag dat de klant moet betalen naar het bedrag dat de klant heeft gegeven
17,95 --> 20,00
0,05 (=18,00) + 2,00 (=20,00) 
-Leg het briefgeld niet meteen in de kassa


Slide 26 - Tekstslide

Afronden
- Je kijkt naar het laatste getal van het totaal geldbedrag
- Wanneer je contant iets gaat afrekenen wordt het totaalbedrag afgerond op 0 of 5.
- 1, 2, 8 en 9 worden afgerond op 0.
- 3, 4, 6 en 7 worden afgerond op 5
- 1 flesje cola van 0,99 cent = 1,00 euro
- 4 flesjes cola van 0,99 cent? = ??

Slide 27 - Tekstslide

Omruilen / retourneren
-Ruilen = ander product
-Retourneren = geld terug
-Regels?

Slide 28 - Tekstslide

Garantie
Garantie betekent dat de verkoper belooft dat het product goed werkt én goed blijft (als het goed gebruikt wordt...). Als het toch stuk gaat wordt het gerepareerd of krijg je een nieuwe.

Kassabon  = (vaak) garantiebewijs

Slide 29 - Tekstslide

Echt of vals geld?
Echtheidskenmerken
- Voelbare inkt
- Watermerk
- Kantelen
- UV-lamp

Slide 30 - Tekstslide

Overval!
RAAK
R = Rustig blijven
A = Aanvaard de bevelen en volg deze snel en kalm op
A =Afgeven van het geld of goederen
K = Kijk goed en probeer te onthouden wat je ziet
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Praktijk 
Afrekenen, 5 stappen
- Opdracht cadeau inpakken
- Opdracht kleding vouwen
- Opdracht kasopmaken

Voorbereiden op praktijktoets:
- Afrekenen in de schoolwinkel

Slide 33 - Tekstslide

Praktijk: kleding vouwen

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

Praktijk: cadeau inpakken

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Praktijk: kasopmaken

Slide 38 - Tekstslide