Kijk naar het voorbeeld hiernaast. Wanneer deze code uitgevoerd wordt, komen de getallen 1 t/m 10 onder elkaar te staan als output.
Bij een for-loop hoort een variabele, de zogenoemde loopvariabele.
Hoewel het niet verplicht is, geven programmeurs wereldwijd deze variabele vaak de naam i (van integer).
Achter het woordje in moet worden opgegeven binnen welk bereik van i de code van de for-loop moet worden uitgevoerd.
Het codefragment range(1,11) geeft de getallen van 1 t/m 10. Iedere keer dat de code in de for-loop wordt uitgevoerd, wordt de loopvariabele automatisch met 1 verhoogd.