Festivals 1

Welcome!
After today you will:
- Know how to talk about something you usually do and how to talk about something you are doing right now.
- Have chosen and researched a festival in the UK.
- Worked on your writing skills by writing a festival blog

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welcome!
After today you will:
- Know how to talk about something you usually do and how to talk about something you are doing right now.
- Have chosen and researched a festival in the UK.
- Worked on your writing skills by writing a festival blog

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

When are these things happening?
1. When do these things happen?
2. Write down the verb(s) from every sentence.
3. What do they have in common?
1. I always walk to school
2. I usually eat in front of the TV
3. I don’t like films about pirates
4. She doesn’t know him
5. The train leaves every half an hour.
6. I live in Zwolle

1. I am walking to school right now
2. Are you eating in front of the TV?
3. No, I am eating at the table
4. The train is leaving the platform right now, so you’ve missed it.

Slide 2 - Tekstslide

Vreemde vraag dus waarschijnlijk uitleg nodig. De dingen die in de zinnen gebeuren, wanneer spelen de zich af?

Studenten vergelijken werkwoorden en zien dat structuren overeenkomen. aansturen op zelf de conclusie trekken dat je voor habits/facts pr simple gebruikt en voor iets dat nu gebeurt pr. cont.

1. altijd zo (present simple)
2. Op dit moment(present continuous)


When are these things happening?
Present simple
When to use
- When talking about facts 
- When talking about habits
How to make
- Hele werkwoord zonder “to” (walk/live/arrive): I live here
- He/she/it + s (walks/lives/arrives): She lives here
- negative: don’t + hele werkwoord: I don’t live here
He/she/it negative: doesn’t + hele werkwoord: He doesn’t live here

- Question: do or does at beginning of sentence + hele werkwoord
 Do you live in Zwolle?
Does she live in Zwolle?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

When are these things happening?
Present continuous
When to use:
 -When something is happing right now

How to make 
 - vorm van to be + werkwoord dat eindigd op –ing
 I am walking – He is walking – you are walking – they are walking - we are walking
- Negative: not between to be and -ing: I am not walking
Question: To be at the front of sentence: Is he walking?


Slide 4 - Tekstslide

Wanneer spelen deze dingen zich af?

1. altijd zo (present simple)
2. Op dit moment( present continuous)


When are these things happening?
Think of questions for these answers
Q: ...................................
A: I play the violin

Q: .....................................
A: I am playing the violin


Slide 5 - Tekstslide

Deze vragen checken het begrip. vraag 1 en 2 lijken op elkaar, maar moeten respectievelijk met de present simple en de continuous worden gemaakt en verschillen dus wel degelijk van betekenis

Q: ...................................
A: I play the violin

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Q: .....................................
A: I am playing the violin

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Q: ....................................
A: No I'm brushing my teeth.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Festivals

Slide 10 - Woordweb

Let students fill in what they think of when they think of festivals

Slide 11 - Video

Ter inleiding een filmpje. Kan eventueel vooraf een vraag stellen over iets waarop gelet moet worden tijdens het kijken. 
Festivals - assignment
Next slide:
1. Research a festival
2. Write a festival blog
3. Run a food truck at your festival
4. Design your menu

While doing assignments: everyone comes up with 2 new words for themselves.

Slide 12 - Tekstslide

Volgende slide bevat een opdracht naar de Sway-opdracht. Lees door ter informatie.
Zorg dat studenten het document waarin ze het blog schrijven meteen delen, zodat je feedback kan geven terwijl ze typen. Let vooral op gebruik present simple/continuous.
Opdracht 1 is voor deze les, kan doorgaan in les 2. opdracht 2 volgende les.

New words

Slide 13 - Woordweb

Choose 15-20 words that you discuss next week. Add them to quizlet and practise them.
I .... in Zwolle
A
am living
B
are living
C
lives
D
live

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I can't talk, I ........ my theeth
A
brushes
B
am brushing
C
are brushing
D
brush

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

After dinner, I always ......... my teeth
A
are brushing
B
brushes
C
brush
D
am brushing

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Next week

- We will continue with the festival subject

Slide 17 - Tekstslide

Let students write down English words they associate with this topic. let students comment on which words from classmates they don't know


For next week: add words (plus other words/phrases they come across during assignment) to quizlet and practise during lesson.