1. TB page 18 Voca C
2. check bridging the gap WB page 130-133
3. repeat grammar one
4. explain grammar 1 past continuous
5. Do+ check ex. 11, 12 WB page 13, 14
6. Do ex. 3, 4, 8
In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.
1. TB page 18 Voca C
2. check bridging the gap WB page 130-133
3. repeat grammar one
4. explain grammar 1 past continuous
5. Do+ check ex. 11, 12 WB page 13, 14
6. Do ex. 3, 4, 8
1
1 first aid kit – EHBO doos
2 to overcome - overwinnen
3 to hike - wandelen
4 unaccompanied - onbegeleid
5 to encounter - tegenkomen
6 belongings - bezittingen
7. to avoid - vermijden
8 torch - zaklantaarn
14 edge - rand
3 solving one puzzle points to the location of the next puzzle
4 played with multi coloured lasers in an abandoned place
5 high costs, spectacular activities, high entrance fee.
past simple
hoe?
wanneer ?
Hoe: regelmatige werkwoorden +ed
onregelmatige werkwoorden TB blz 153
wanneer: iets is in het verleden gebeurd en nu afgelopen.
Herkenningswoordenwoorden: yesterday, last week/night/year, this morning etc.
Hoe?
Wanneer?
Hoe: has/ have + voltooid deelwoord
wanneer:
*iets is in het verleden gebeurd en nu nog steeds aan de gang.
* ervaringen
* een gebeurtenis waarvan je nu het resultaat ziet / merkt
Herkenningswoorden: since, for, already, ever, never, yet, for how long
past continuous = duurvorm in de verleden tijd
Hoe: was / were + werkwoord+ing
I was watching TV all morning
We were talking all the time.
wanneer: Om te benadrukken dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was.
In de zin staat het woord when (toen)
I was doing the dishes when my mum came in.
p.c p.s
Datgene wat al aan de gang was zet je in de past continuous(duurvorm), wat ondertussen ook nog gebeurt zet je in de past simple.
Wanneer twee dingen tegelijk aan de gang zijn in het verleden gebruik je twee keer de past continuous. In de zin staat dan het woord while (terwijl)
We were watching a film while they were playing video games.
p.c. p.c
past simple of past continuous.
1. I (wait) for my friends when it (start) to snow.
2. The phone (ring) when we (have) lunch.
3. They (do) their homework when (call)
4.Henry (do) the dishes while mother (talk) on the phone.
1. TB page 18 Voca C
2. check WB page 11 ex. 8
3. repeat grammar one
4. explain grammar 1 past continuous
5. Do+ check ex. 11, 12 WB page 13, 14
6. Do ex. 3, 4 WB page 9
7 Do bridging the gap WB page 126-129
past simple
hoe?
wanneer ?
Hoe: regelmatige werkwoorden +ed
onregelmatige werkwoorden TB blz 153
wanneer: iets is in het verleden gebeurd en nu afgelopen.
Herkenningswoordenwoorden: yesterday, last week/night/year, this morning etc.
Hoe?
Wanneer?
Hoe: has/ have + voltooid deelwoord
wanneer:
*iets is in het verleden gebeurd en nu nog steeds aan de gang.
* ervaringen
* een gebeurtenis waarvan je nu het resultaat ziet / merkt
Herkenningswoorden: since, for, already, ever, never, yet, for how long
Waarom present perfect:
a. in het verleden begonnen en nog steeds aan de gang
b. ervaring
c resultaat
1. My father has worked there since 2002.
2. Karim feels sick, he has eaten too many fries.
3. We have played football for two hours now.
4. I have never experienced anything like it.
5. She has already been to Arianne Grande twice.
1. Yesterday I stayed / have stayed home because I was ill.
2. The plan arrived / has arrived 20 minutes ago.
3. That dog bit / has bitten me.
4. The child is sick because it ate / has eaten too much chocolate.
5. When he was 24 he became / has become a doctor.
6. I always wanted / have always wanted to be a teacher.
7. Last night I fell / have fallen from the stairs.
8. I knew / have known him for 6 years now.
past continuous = duurvorm in de verleden tijd
Hoe: was / were + werkwoord+ing
I was watching TV all morning
We were talking all the time.
wanneer: Om te benadrukken dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was.
In de zin staat het woord when (toen)
I was doing the dishes when my mum came in.
p.c p.s
Datgene wat al aan de gang was zet je in de past continuous(duurvorm), wat ondertussen ook nog gebeurt zet je in de past simple.
Wanneer twee dingen tegelijk aan de gang zijn in het verleden gebruik je twee keer de past continuous. In de zin staat dan het woord while (terwijl)
We were watching a film while they were playing video games.
p.c. p.c
past simple of past continuous.
1. I (wait) for my friends when it (start) to snow.
2. The phone (ring) when we (have) lunch.
3. They (do) their homework when (call)
4.Henry (do) the dishes while mother (talk) on the phone.
1. check WB page 9 ex 3, 4
2. practise reading
3. Do bridging the gap WB page 126-129
3. to tease
4. knee-slapper5 mischief
2. to prank/ to kid
3 infectious6 to giggle / to crack up
7 foolish
study TB page 17 A+B+ C, grammar 1, stone 1 (half)
do: Bridging the gap WB page 126-129 ex 1-5